Psalms 37:9-10

15) weinig

Hij zal maar een korte tijd de vromen kwellen. Zie Ps. 30:6.

Ps 30.5

16) plaats

Waar hij stond, bloeiende als een schone boom, onder, Ps. 37:35,36.

Ps 37.35,36

17) hij zal

Of, zij; te weten, zijne plaats; dat is zijne woning, hijzelf met al zijn staat en heerlijkheid. Zie Job 7:10. met de aantekening.

Job 7.10

Psalms 37:35

56) geweldbedrijvenden

Of, verschrikkelijke tiran.

57) goddeloze

Hoedanig geweest zijn, Saul, Do‰g, Absalom, Achitofel, enz.

58) uitbreidde

Of, zich ontdoende. Hebr. eigenlijk, zich ontblotende; omdat de stam, die tevoren, [als de takken klein en dicht aan elkander rondom het bovenste van den stam waren] als bedekt was, daarna, als de takken groot worden en zich uitbreiden, ontbloot wordt.

59) inlandse

Of, zelfs gewassen, die niet elders gebracht en overgeplant is, maar uit zijn eigen natuurlijken grond is opgekomen, daarop staande gebleven, en gemeenlijk langer duurt en beter groeit dan een die verplant is. Het Hebr. woord betekent ook een inboorling, gesteld tegen een vreemdeling, Exod. 12:19. Lev. 16:29. sommigen verstaan hier een laurierboom, anderen een cederboom, doch de eigen betekent van het woord is in den tekst gevolgd.

Ex 12.19 Le 16.29

Isaiah 21:9

37) En zie nu,

Of, en zie dit aan.

38) daar komt een wagen

Anders: Zie, daar is alrede een wagen eens mans met twee paarden ingekomen; te weten in de stad Babel.

39) een paar ruiters!

Of, twee hopen ruiters, alzo ook Jes. 21:7.

Isa 21.7

40) hij,

Te weten de wachter, of die in den wagen was.

41) Hij verbroken

Te weten God de Heere, of Cyrus door het bevel des Heeren.

Isaiah 47:11

35) den dageraad

Dat is, zijn oorsprong, aanvang, begin. Aldus bespot hij de Babyloni‰rs, die op des hemels loop, [dat is, op den opgang en ondergang der sterren] acht gaven, om iets daaruit te voorzeggen.

36) hetwelk

Dat is, waaruit gij uzelven niet zult weten te ontwikkelen, noch uit te redden, of gij zult het niet kunnen verzachten.

Jeremiah 25:12

21) dat stellen

Volk, of land der Chalde‰n.

22) eeuwige verwoestingen.

Hebreeuws, verwoestingen der eeuwigheid.

Jeremiah 51:39

104) verhit zijn,

Van dronkenschap in hun goddeloos banket. Dan zal Ik hun een anderen drank opzetten. Zie de vervulling, naar sommiger gevoelen, Dan. 5.

105) drank opzetten,

Hebreeuws, drinkingen, of dronken, elkeen zijn drank, dien Ik een ieder in mijn beker des toorn bereid heb en hun zal doen drinken.

106) opspringen;

Doch niet van vreugde, maar van schrik en siddering.

107) eeuwigen slaap slapen,

Hebreeuws, slaap der eeuwigheid; dat is den langen slaap, den dood sterven, omgebracht worden, en op aarde of in dit leven niet wederkeren. Vergelijk Ps. 76:6, en Pred. 12:5, met de aantekening en onder Jer. 51:57, idem Ps. 13:4.

Ps 76.5 Ec 12.5 Jer 51.57 Ps 13.3
Copyright information for DutKant