‏ Psalms 39:13

22) zwijg

Of, wees niet doof, houdt U niet of Gij doof waart tot al mijn geween, dat ik met uitstorting van tranen voor U doe.

23) vreemdeling

En dienvolgens heb ik van doen dat Gij mij voorstaat, geleidt en helpt, totdat ik kom in het hemelse Kana„n, waar het burgerschap en het vaderland der gelovigen is. Zie Hebr. 11:13,14,15,16. Filipp. 3:20.

Heb 11.13,14,15,16 Php 3.20

24) vaders

Dat is, voorvaders, voorouders.

‏ Psalms 66:12

21) hoofd

Dat is, ons behandeld als slaven en beesten, die men berijdt en als met voeten treedt. Of, als een algemene weg, waarover elkeen gaat en rijdt. Verg. Jes. 51:23.

Isa 51.23

22) vuur

Dat is, allerlei groot kruis, waarin geen uitkomst scheen te zijn. Verg. Jes. 43:2; Ezech. 15:6,7, en zie 2 Sam. 22:17, en Job 15:34.

Isa 43.2 Eze 15.6,7 2Sa 22.17 Job 15.34

23) overvloeiende

Of, in ene plaats, die overvloediglijk ververst. Hetzelfde Hebr. woord staat ook in Ps. 23:5.

Ps 23.5

‏ Acts 3:19

30) der verkoeling

Dat is, der verkwikking van de gelovigen, die de hitte der vervolgingen in deze wereld onderworpen zijn; Ps. 66:12; Jes. 28:12; Jer. 6:16.

Ps 66.12 Isa 28.12 Jer 6.16
Copyright information for DutKant