Psalms 39:6
11) een handbreed Hebr. handbreedte. 12) vast Ofschoon hij in eer, voorspoed, vermogen en middelen op het hoogste bloeit. Verg. Jak. 4:14. en boven, Ps. 30:7,8. Jas 4.14 Ps 30.6,7 13) enkel Hebr. alle, of de ganse ijdelheid, dat is, niets dan ijdelheid. 14) Sela Zie Ps. 3:3. Ps 3.2
Copyright information for
DutKant