‏ Psalms 46:3

7) de aarde

Of, al veranderde Hij [te weten, God] de aarde [van plaats]. Door deze figuurlijke redenen wordt afgemaald het schrikkelijk gewoel en geraas der vijanden van Gods kerk, die Hij wel toelaat gruwelijk en geweldiglijk te razen, alsof zij alles zouden bederven en verslinden, maar behoudt ondertussen zijn kerk wonderbaarlijk, boven mening en tegen dank hunner vijanden.

8) hart

Dat is, in het midden. Zie Exod. 15:8, en Deut. 4:11.

Ex 15.8 De 4.11

‏ Psalms 75:8

18) is rechter;

Dit, en het volgende, ziet in het bijzonder op Davids verhoging tot het koninkrijk, dat hem God [hoewel hij eerst van Saul heeft moeten lijden] door Samuel, beloofd had en op Sauls vernedering en verstoting van het koninkrijk, gelijk hem God door Samuel voorzegd had.

Copyright information for DutKant