Psalms 48:5
10) koningen Gelijk geschied is ten tijde van Josafat, 2 Kron. 20. Sommigen passen het op de historie van Sanherib; 2 Kon. 18: Hosea 4:7
20) Gelijk zij meerder geworden zijn, Of, naar hunne vermeerdering, of grootheid; dat is, hoe meer zij in getal, menigte, eer en grootheid gewassen en toegenomen zijn; zijnde een bijzonder koninkrijk geworden, en hebbende een nieuw bijzonder priesterdom opgericht, waarop de volgende woorden schijnen te zien, voornamelijk op het priesterdom, [waarvan in Hos. 4:8] hoe ondankbaarder zij tegen mij geworden zijn en hoe gruwelijker gezondigd hebben. Vergelijk de manier van spreken met onder Hos. 11:2. Ho 4.8 11.2 21) eer in schande veranderen. Koninklijke en priesterlijke. Hosea 11:7
18) van Mij; Hebreeuws, aan mijne afkering; dat is, aan de afkering, of afwijking, waarmede zij van mij steeds afwijken, of die zij tegen mij betonen. Anders: hangen; [te weten, in onzekerheid en twijfelachtigheid om [hunne] afkering van mij; dat is, zij weten niet waarheen zich te keren, nu hier dan daar lopende om hulp. Beiden in een goeden zin. 19) zij roepen De profeten, vergelijk boven Hos. 11:2, en Hos. 7:16. Ho 11.2 7.16 20) het wel tot den Allerhoogste, Mijn volk. Anders: zij roepen Hem wel naar boven. 21) niet een verhoogt Dat is, niemand. Zie van dergelijk gebruik van het Hebreeuwse woord Ezra 4:3. Anders: tezamen verhoogt het [volk] [Hem] niet. Versta, in hunne bijeenkomsten eren zij God niet. Ezr 4.3 22) [Hem]. Den Allerhoogste, dat hij Hem eer zou geven, zich bekerende, en troost en hulp bij Hem zoekende, of Hem voor zijne weldaden dankende. Anders: verhoogt, of verheft [zich]; dat is, niemand heft zich eens op, geeft zich eens daarnaar dat hij zou horen of luisteren, gelijk opmerkenden plegen te doen, tonende met uiterlijke gebaren van het lichaam de beweging huns harten.
Copyright information for
DutKant