‏ Psalms 49:20

51) zij [toch]

Te weten, de ziel, waarvan in het voorgaande Ps. 49:19, gesproken, dat is, hij zelf.

Ps 49.18

52) vaderen

Zijner voorvaders, die in het graf en ter helle zijn gevaren: gelijk de gelovigen tot hunne medeleden vergaderd worden. Zie Gen. 15:15, en Gen. 25:8,17. Sommigen verstaan dit vers alzo, dat deze goddelozen niet langer zullen leven op aarde, gelijk hunne voorvaders, dat zij geen eeuwig leven op aarde zullen hebben.

Ge 15.15 25.8,17

53) licht

Verg. Ps. 36:10; maar zij [de goddelozen, tevoren beschreven] zullen uitgeworpen worden in de uiterste duisternis; Matth. 8:12.

Ps 36.9 Mt 8.12

‏ Proverbs 1:7

20) beginsel

Dat is, de grondslag en het fondament der ware wijsheid; te weten, om die te volle te verkrijgen; even gelijk in het bouwen van een huis het fondament het begin is van de overige bouwing, om die te voltrekken; zie Ps. 111:10.

Ps 111.10

21) de dwazen

Versta door dezen meest de mensen, die, vele vals gevoelens ingedronken hebbende, den rechten weg der wijsheid en der vreze Gods niet volgen. Zie Job 5:2.

Job 5.2
Copyright information for DutKant