Psalms 50:14
21) dank Of, lof. Van het ceremonieel lofoffer, zie Lev. 7:12; maar hier wordt gesproken van de geestelijke offeranden, die Gods bondgenoten schuldig zijn te doen. Verg. Hebr. 13:15. Le 7.12 Heb 13.15Psalms 69:30-31
Psalms 116:12-13
19) Wat zal ik Anders: hoe. 20) vergelden [voor] Anders: vergelden; al zijne weldaden zijn boven mij; dat is, boven mijn vermogen om te vergelden. Zie 1 Thess. 3:9. Anders: zijn op [mij]; dat is, ik ben overladen vanwege al de weldaden, die God de Heere mij eertijds menigmaal gedaan heeft en nog dagelijks doet. 1Th 3.9 21) der verlossingen Of des menigvuldigen heils. Alsof de profeet zeide: Ik zal den Heere openlijk danken vanwege al de verlossingen, die Hij mij gedaan heeft. Hij ziet op de wijze en gewoonte, die bij de dankoffers gehouden werd, als men na gedane offerande een heiligen maaltijd hield, in welken zij zich in den HEERE verheugden vanwege de ontvangen weldaden, Hem daarvoor dankende; en tot een teken van zulke vreugde en dankbaarheid, alsook van de broederlijke liefde en enigheid tussen degenen, die zulk een maaltijd genoten hadden, namen zij een beker met wijn en dronken allen daaruit. Zie 1 Kron. 16:2,3. 1Ch 16.2,3Hebrews 13:15
31) door Hem altijd Namelijk Jezus Christus; dat is, steunende door het geloof op Hem, op Zijn verdienste en voorbidding. Zie 1 Petr. 2:5, en 1 Joh. 2:1. 1Pe 2.5 1Jo 2.1 32) vrucht der lippen, Dat is, niet gelijk de Isralieten uit de eerstelingen of vruchten der aarde, maar de vrucht onzer lippen, welke Hosea, Hos. 14:3, noemt de kalven der lippen; dat is, dankzegging voor de verworvene weldaden. Ho 14.2 33) belijden. Dat is, loven en danken, gelijk Matth. 11:25; Rom. 14:11. Mt 11.25 Ro 14.11
Copyright information for
DutKant