Psalms 50:17

22) kastijding

Of, tucht, bestraffing, met woorden of werken, dienende tot onderwijs en verbetering een szondaars. Het Hebr. woord betekent eigenlijk verband, bedwang, en wordt voorts genomen voor tucht en kastijding, zijnde de weg des levens en der wijsheid; Spreuk. 6:32, en Spreuk. 12:1.

Pr 6.32 12.1

23) achter

Gelijk men doet wanneer men iets veracht en van gene waarde houdt, dat men voor ogen niet zien mag. Verg. 1 Kon. 14:9.

1Ki 14.9

Ezekiel 23:35

72) rug geworpen hebt,

Zie 1 Kon. 14:9.

1Ki 14.9

73) uw schandelijkheid

Dat is, de straf derzelve, alzo onder Ezech. 23:49.

Eze 23.49
Copyright information for DutKant