Psalms 62:9
18) volk; Te weten, des Heeren, namelijk Isral. 19) hart Dat is, de begeerten uws harten, gebeden met tranen. Verg. 1 Sam. 1:15; Klaagl. 2:19, en Ps. 42:5. 1Sa 1.15 La 2.19 Ps 42.4 Psalms 119:37
38) Wend Hebr. doe voorbijgaan, of doorgaan, gelijk Ps. 119:39. Ps 119.39 39) ijdelheid Als daar zijn wellusten, schoonheid, rijkdom, of eer dezer wereld. Zie Job 15:31. Job 15.31 40) Maak mij Anders: maak dat ik leef in uwe wegen. 41) door uwe Dat is, door de leer van uw woord. Psalms 144:4
Proverbs 31:30
76) De bevalligheid Versta, de uiterlijke aangenaamheid en goede gratie, die enige vrouwspersonen over zich zouden mogen hebben; zie Nah. 3:4. Na 3.4 77) is bedrog, Hebreeuws, leugen, of valsheid; te weten omdat zij bedrogen worden, die zich daarop als een vast goed verlaten, en omdat grote en grove ondeugden dikwijls daaronder schuilen. 78) ijdelheid; Dat is, vergankelijk en licht verdwijnende; zie Job 15:31. Job 15.31 79) die den HEERE vreest, Of, ene vrouw van de vreze des Heeren; dat is die met de vreze des Heeren begaafd is. Romans 8:20
58) niet gewillig, Dat is, niet vanzelf, of naar de orde, die God eerst in de schepping gesteld heeft; want geen schepsel zoekt zijn eigen verderf. Zie ook Rom. 8:38,39. Ro 8.38,39 59) om diens wil, Dat is, om de zonde des mensen wil, waardoor ook naar Gods rechtvaardig oordeel de vloek over het aardrijk is gekomen; Gen. 3:17, en over alle andere creaturen die den mens in deze verdorvenheid moeten dienen. Matth. 5:45, en het misbruik des mensen onderworpen zijn. Ge 3.17 Mt 5.45
Copyright information for
DutKant