‏ Psalms 66:4

7) ganse

Dat is, inwoners der ganse aarde, gelijk Ps. 66:1.

Ps 66.1

8) aanbidde

Hebr. eigenlijk, buige zich voor U. Zie Gen. 24:26.

Ge 24.26

9) Sela.

Zie Ps. 3:3.

Ps 3.2

‏ Psalms 98:4

11) gij ganse

Dat is, Gij allen, die op de aardbodem woont; gelijk Ps. 96:9.

Ps 96.9

‏ Psalms 110:1

1) De HEERE heeft

Te weten, God de Vader.

2) tot mijn Heere

Dat is, Christus, dien David hier zijnen Heere noemt. Want Christus is de zoon van David naar het vlees, maar Davids Heere ten aanzien dat Hij waarachtig God is met God den Vader en den Heilige Geest, en een Heere aller mense, doch inzonderheid van zijne uitverkorenen. Zie Matth. 22:43,45; Mark. 12:36; Luk. 20:42; Hand. 2:34; Hebr. 1:13.

Mt 22.43,45 Mr 12.36 Lu 20.42 Ac 2.34 Heb 1.13

3) gesproken:

Te weten, in zijn eeuwigen raad, hetwelk Hij ons te zijner tijd heeft laten openbaren en verkondigen.

4) Zit aan Mijn rechterhand,

Dat is, heers in heerlijkheid en majesteit, in den hemel en op de aarde, 1 Cor. 15:25; Hebr. 1:3,13, en Hebr. 8:1, en Hebr. 10:12,13; Ef. 1:20, enz. Deze manier van spreken is genomen van de koningen, die aan hunne rechterhand zetten wien zij eer willen aandoen. Zie 1 Kon. 2:19, en Ps. 45:10.

1Co 15.25 Heb 1.3,13 8.1 10.12,13 Eph 1.20 1Ki 2.19 Ps 45.9

5) totdat Ik Uw

De zin is: totdat Ik uwe vijanden, [te weten, de vervolgers der kerk, ja de dood zelf, 1 Cor. 15:25,26], U zal onderworpen hebben. Hieruit kan men geenzins besluiten dat Christus geen eeuwig koninkrijk zou hebben, ofschoon de manier van de bediening van het rijk van Christus, zodanig als die nu is, ten jongsten dage met het laatste oordeel zal ophouden; want alsdan zullen er gene vijanden meer zijn, die de kerk van Christus zullen kunnen schaden; 1 Cor. 15:24,28. Zie de aantekening bij Gen. 28:15.

1Co 15.25,26,24,28 Ge 28.15
Copyright information for DutKant