Psalms 69:28

41) Doe

Hebr. geef, stel; dat is, laat hen vallen van de ene zonde in de andere, geef hen over in een verkeerden zin, enz. Zie Rom. 1:24,28, en Rom. 11:8; 1 Thess. 2:16, en 2 Thess. 2:11; idem Matth. 23:22. Sommigen verstaan door misdaad, de straf der misdaad; alsof hij zeide: Doe straf tot hunne straf.

Ro 1.24,28 11.8 1Th 2.16 2Th 2.11 Mt 23.22

42) gerechtigheid.

Dat zij voor U niet worden gerechtvaardigd en vrijgesproken van hunne zonden. Zie Rom. 10:3; Filipp. 3:9; Joh. 12:39,40, maar, niet gelovende, in hunne zonde sterven; Joh. 8:24.

Ro 10.3 Php 3.9 Joh 12.39,40 8.24

Philippians 4:3

11) gij [mijn] oprechte

Zie van dit woord Filipp. 2:20, en 1 Tim. 1:2; Tit. 1:3.

Php 2.20 1Ti 1.2 Tit 1.3

12) metgezel,

Of, jukgenoot. Het Griekse woord betekent iemand, die een juk tezamen trekt met een ander. Waardoor niet verstaan wordt de huisvrouw van Paulus, gelijk sommigen hebben gemeend; want het is zeker dat Paulus niet getrouwd was, toen hij den eersten brief schreef aan de Corinthi‰rs, gelijk blijkt 1 Cor. 7:7; en men leest nergens, en het is ook niet gelooflijk, dat hij daarna getrouwd is. Ook lijdt de Griekse taal niet wel dat dit van ene vrouw zou gezegd worden. Maar hierdoor wordt verstaan iemand van de leraars in de gemeente der Filippensen, die het juk van den dienst van het Evangelie getrouwelijk met den apostel gedragen en getrokken heeft, gelijk hij zodanigen elders noemt zijnen medestrijder, Filipp. 2:25; Fil.:2; ene gelijkenis van twee ossen, die tezamen ‚‚n juk trekken. Zie 2 Cor. 6:14.

1Co 7.7 Php 2.25 2Co 6.14

13) dezen [vrouwen]

Namelijk die terstond genoemd zijn.

14) behulpzaam,

Namelijk om haar weder tot eenheid te brengen.

15) gestreden hebben

Dit moet verstaan worden, niet dat zij het Evangelie met Paulus openlijk gepredikt hebben; want dat verbiedt de apostel de vrouwen, 1 Cor. 14:34,35, en 1 Tim. 2:12; maar dat zij in het bijzonder, om de belijdenis van de leer des Evangelies, veel tegenspoed en verdrukkingen standvastig hebben uitgestaan. De apostel gebruikt hier ene gelijkenis, genomen van degenen die om prijs streden. Zie 2 Tim. 2:5; Hebr. 10:32.

1Co 14.34,35 1Ti 2.12 2Ti 2.5 Heb 10.32

16) ook met Clemens,

Dit kan gevoegd worden, •f met het woord behulpzaam, •f met het woord gestreden. Of deze Ciemens daarna een opziener der kerk van Rome is geweest, is onzeker.

17) medearbeiders,

Namelijk in het werk van den dienst des Evangelies. Zie Rom. 16:3,9,21; Filipp. 2:25; Fil.:1,24.

Ro 16.3,9,21 Php 2.25

18) welker namen

Dit spreekt de apostel van deze zijne mede-arbeiders naar het oordeel der liefde; 1 Cor. 13:7.

1Co 13.7

19) zijn

Namelijk geschreven, ene gelijkenis, genomen van de inschrijving der burgers of der soldaten, in een register, om hen te kennen en voor rechte burgers of soldaten te houden.

20) in het boek

Dat is, in het register der uitverkorenen ten eeuwigen leven, waardoor Gods besluit der eeuwige verkiezing verstaan wordt. Zie Exod. 32:32,33; Luk. 10:20; Openb. 3:5, en Openb. 17:8, en Openb. 20:12,15.

Ex 32.32,33 Lu 10.20 Re 3.5 17.8 20.12,15

Revelation of John 3:5

16) Ik zal zijn naam geenzins

Dit wordt gezegd tot troost der gelovigen, die in twijfel zouden mogen komen over hun verkiezing. Niet dat iemand, die waarlijk geschreven is in het boek des levens, daaruit kan gedaan worden, want het tegendeel blijkt uit Openb. 13:8; Openb. 17:8; Openb. 20:15, en Openb. 21:27; maar omdat enigen ten opzichte van de roeping en hun belijdenis daarin schijnen geschreven te zijn, die daarna metterdaad tonen, dat zij uitgedaan worden uit het boek des levens, en dat zij met de rechtvaardigen niet worden geschreven, waar het laatste het eerste verklaart.

Re 13.8 17.8 20.15 21.27

17) zijn naam belijden

Namelijk als mijn ware dienaars en discipelen; Matth. 10:32.

Mt 10.32

Revelation of John 20:12

34) klein en groot,

Dat is, van alle soorten en staten; hoewel sommigen dit ook van ouderdom en voorkomen verstaan. Doch hetgeen hier onvolmaakt is, zal dan volmaakt worden; 1 Cor. 13:10.

1Co 13.10

35) staande voor God;

Dat is, staande voor den troon of rechterstoel van Christus, 2 Cor. 5:10; waaruit blijkt dat Christus ook de waarachtige God is.

2Co 5.10

36) de boeken werden

Namelijk der alwetendheid en voorzienigheid Gods, waarin ongetekend staat al het doen en laten der mensen. Zie degelijke Dan. 7:10; Mal. 3:16; en is een gelijkenis, genomen van het gericht der mensen, en handelingen onder grote prinsen, waar notitie of kennis wordt gehouden van alles. Zie Esth. 6:1. Anderen verstaan het van de boeken des gewetens van een ieder; hetwelk ook waar is, daar die zichzelf ook zal beschuldigen of ontschuldigen in dien dag. Zie Rom. 2:15,16.

Da 7.10 Mal 3.16 Es 6.1 Ro 2.15,16

37) des levens is:

Dat is, der genadige verkiezing vna God tot het eeuwige leven. Zie daarvan ook hiervoor Openb. 3:5, en Openb. 13:8, en Openb. 17:8.

Re 3.5 13.8 17.8

38) naar hun werken.

Namelijk die zij in dit leven zullen gedaan hebben, hetzij goed of kwaad; gelijk Paulus daarbij voegt 2 Cor. 5:10; zie daar de verklaring.

2Co 5.10

Revelation of John 21:27

54) ontreinigt, en

Of onreinheid bedrijft, gelijk Paulus ook verklaart, 1 Cor. 6:9.

1Co 6.9

55) het boek des

Dat is, die van eeuwigheid uit genade daartoe zijn verkoren, en in den tijd daartoe krachtig zijn geroepen en gebracht. Zie Rom. 8:29,30, en Openb. 13:8.

Ro 8.29,30 Re 13.8
Copyright information for DutKant