Psalms 73:12

21) hebben

Hebr. [zij zijn] de gerusten, of vrede hebbenden der wereld, of der eeuw, of eeuwigheid; dat is, die den vrede, [verg. Joh. 14:27] of het geluk dezer wereld genieten, of hun levenlang in rust, gemak en weelde zitten en gans zorgeloos leven. Van zulk een gebruik des woords, [eeuwigheid] zie Deut. 15:17, en verg. met deze klacht Jer. 12:1,2.

Joh 14.27 De 15.17 Jer 12.1,2

22) vermogen.

Dat is, rijkdom, gelijk Deut. 8:17,18; Ruth 2:1; 2 Kon. 5:1.

De 8.17,18 Ru 2.1 2Ki 5.1
Copyright information for DutKant