Psalms 73:9
18) Zij zetten Dat is, zij lasteren onbeschroomd zowel God en alle goddelijke zaken als de mensen. Verg. Openb. 13:6, alzo wordt door den hemel God verstaan; Dan. 4:26; Luk. 15:18. Re 13.6 Da 4.26 Lu 15.18Hosea 7:7
20) verhit als een bakoven, In boosheid en goddeloosheid. 21) rechters; Dat is, hunne koningen, vorsten en regenten, gelijk de volgende woorden verklaren, en onder Hos. 7:16; vergelijk Richt. 2:16. Ho 7.16 Jud 2.16 22) vallen; Dat is, worden om het leven gebracht, de een zweert samen tegen den ander, en slaat hem dood; zie Gen. 14:10, en de historie hiervan 2 Kon. 15:8, enz. tot 2 Kon. 15:32, alzo onder Hos. 7:16. Ge 14.10 2Ki 15.8,32 Ho 7.16 23) roept. Die mij kent, en om genade en hulp aanzoekt; vergelijk onder Hos. 7:10,13,14. Ho 7.10,13,14
Copyright information for
DutKant