Psalms 89:39
67) [hem] Te weten, uwen koning en uw volk. Ethan klaagt hier over de ellende der kerk, die zodanig was dat het scheen dat al de vorige beloften van gene waarde waren. 68) uwen gezalfde. Te weten, den koning; sommigen verstaan Zedekia, 2 Kon. 25:1, enz. 2Ki 25.1 Isaiah 43:28
83) zal Ik Of, mocht Ik wel; te weten als Ik met ulieden en met hen zou handelen naar verdiensten, en niet naar mijne goedertierenheid. 84) de oversten Dat is, de priesters. Zie Jer. 35:4. Jer 35.4 85) Jakob Dat is, de Joden, of het volk van Isral. 85) Isral Dat is, de Joden, of het volk van Isral.
Copyright information for
DutKant