Psalms 93:1

1) HEERE regeert,

De zin dezer woorden is: God is de ware en eeuwige Koning, die van eeuwigheid geregeerd heeft, nu nog regeert en in alle eeuwigheid zonder einde regeren zal; Ps. 96:10, en Ps. 97:1, en Ps. 99:1.

Ps 96.10 97.1 99.1

2) met hoogheid

Of, met majesteit. Zie de aantekening bij Job 40:5.

Job 40.10

3) ook is

Deze grote zwaarte des aardrijks wordt door zijne kracht alleen gehouden in evenwicht, zodat zij in het minste noch aan de ene noch aan de ander zijde wijkt. Alzo zal ook de Heere zijne kerk door de ganse wereld staande houden en beschermen.

Psalms 97:1

1) regeert, de

Dat is, Hij bewijst metterdaad dat Hij Koning is, niet alleen van het volk Isra‰l, maar van de ganse wereld.

2) eilanden zich

Dat is, volken en nati‰n op de eilanden wonende, gelijk Jes. 42:4, en Jes. 60:9.

Isa 42.4 60.9

Psalms 99:1

1) regeert,

Te weten, over ons, dat is, Hij beschermt ons krachtiglijk tegen onze vijanden. Zie Ps. 97:1.

Ps 97.1

2) dat de volken

Anders, [daarom] beven de volken, en alzo in het volgende. Anders: ofschoon de volken gestoord, of beroerd, of verschrikt zijn.

3) Hij zit

Zie 1 Sam. 4:4.

1Sa 4.4

4) bewege zich.

Te weten, van vreze, of om den Heere eerbieding te doen.

Copyright information for DutKant