Romans 14:2

5) De een gelooft wel,

Namelijk die de Christelijke vrijheid recht verstaat.

6) alles eten mag,

Dat is, allerlei eetbare spijs, zonder onderscheid van reine of onreine, hetwelk in het Oude Testament was; Lev. 11:4; Deut. 14:7.

Le 11.4 De 14.7

7) die zwak is,

Namelijk in het geloof, Rom. 14:1.

Ro 14.1

8) eet moeskruiden.

Namelijk liever dan dat hij hier de wet niet zou houden; dat is, laat hem genoegen met een slechte spijs, die in de wet toegelaten was, en onthoudt hem van het vlees van zwijnen, hazen, konijnen en andere in de wet verboden; Lev. 11:5, enz.

Le 11.5

Romans 14:14

65) Ik weet en ben verzekerd

Dat is, hoewel ik wel weet.

66) in den Heere Jezus,

Dat is, voor den Heere Christus. Zie Hand. 10:15.

Ac 10.15

67) geen ding

Dat is, gene spijs.

68) onrein is

Grieks, gemeen is. Zie Hand. 10:14, namelijk, nu in het Nieuwe Testament na de komst van Christus.

Ac 10.14

69) in zichzelven;

Of, door zichzelven; dat is, uit zijn eigen natuur; Gen. 1:31, en Gen. 9:2,3. Hij spreekt van eetbare spijzen; hoewel dan daarna enige derzelve ten aanzien van het gebod Gods voor een tijd onrein zijn geweest; zo zijn zij nu alle voor rein te houden, overmits die schaduwen nu ophouden; Col. 2:16; 1 Tim. 4:3,4.

Ge 1.31 9.2,3 Col 2.16 1Ti 4.3,4

70) die acht iets onrein te zijn,

Dat is, die nog niet gelooft dat het onderscheid der spijs nu ophoudt, maar meent dat dit verbod Gods nog moet achtervolgd worden. Want de middelmatige zaken zijn ons zodanig, gelijk wij dezelve achten, wanneer zij zonder ergernis kunnen gedaan of gelaten worden.

71) die is het onrein.

Dat is, die mag tegen zijn gevoelen zulke spijs niet eten; want daarmede zou hij doen hetgeen hijzelf zonde houdt te wezen.

1 Corinthians 8:1

1) den afgoden

Het Griekse woord Eidolon, hetwelk wij afgod noemen, betekent allerlei beeld of gelijkenis, en in het algemeen al wat buiten of benevens God, enige godsdienstige eer aangedaan wordt, en wordt hier genomen voor een beeld, waardoor men enigen afgod eert, of dat men goddelijke of godsdienstige eer aandoet, onder welken schijn het ook zij. Dewijl nu de heidenen een deel van de offeranden, die zij hunnen afgoden opofferden, gebruikten tot maaltijden, die zij in hun huis, of ook in de tempels der afgoden hielden, waar de Christenen ook somwijlen toe genood werden, zo is den apostel gevraagd, of het ook hun geoorloofd was, hetzij buiten, hetzij binnen de tempels der afgoden, zich tot zulke maaltijden te begeven; waarop de apostel, ten dele in dit hoofdstuk, ten dele in het tiende, antwoordt.

2) wij allen tezamen

Namelijk die van God en Zijne natuur, mitsgaders van de Christelijke vrijheid, behoorlijk onderricht zijn. Want Hij zondert zelf daarna de zwakken hiervan uit, 1 Cor. 8:7; en hier schijnt de apostel de woorden te herhalen, die enige lieden onder zich gebruikten om hun doen te verschonen.

1Co 8.7

3) opgeblazen, maar

Dat is, eigendunkelijk en verachters des naasten, wanneer de kennis zonder liefde en rechte godvrezendheid is, gelijk de volgende woorden medebrengen.

4) de liefde sticht.

Dat is, maakt dat de kennis gebruikt worde tot stichting van ons en onze naasten. Zie Rom. 14:19.

Ro 14.19
Copyright information for DutKant