Romans 2:28-29

64) is niet een Jood,

Dat is, een rechte of waarachtige Jood, die erfgenaam is van de beloften des verbonds, den vaderen gedaan.

65) in het openbaar is;

Dat is, van afkomst uit Abraham door Juda, en die uitwendige belijdenis van het Jodendom doet.

66) de besnijdenis,

Dat is, de rechte of ware besnijdenis, die God in Zijn woord voornamelijk eist, en hem ter zaligheid aangenaam is.

67) een Jood,

Dat is, een rechte en ware Jood, gelijk voren.

68) de besnijdenis des harten,

Dat is, de ware bekering en vernieuwing des harten; Col. 2:11.

Col 2.11

69) in den geest,

Dat is, in het hart en gemoed; of door den Heiligen Geest, die alleen de harten besnijdt. Hetwelk met het volgende woord letter overeenkomt.

70) [in de] letter,

Daardoor verstaat Paulus de uitwendige geboden der wet alleen; gelijk door den geest de inwendige werking des Heiligen Geestes in de predikatie des heiligen Evangelies. Zie 2 Cor. 3:6.

2Co 3.6

71) wiens lof

Namelijk lof van den Jood, niet waar hij door roemt, maar waarmede hij terecht geroemd en geprezen wordt.

72) niet is uit de mensen,

Dat is, zijn oorsprong niet heeft uit des mensen krachten of werken.

73) maar uit God.

Namelijk die zulks in hem door zijnen Geest gewrocht heeft; Rom. 9:16; 1 Cor. 3:7, en 2 Cor. 4:6.

Ro 9.16 1Co 3.7 2Co 4.6

Romans 9:6

22) Doch [ik zeg

Of, doch het is niet mogelijk, dat het woord van God uitgevallen is. Hier begint de apostel een grote zwarigheid te beantwoorden, die tegen zijn voorafgaande leer kon ingebracht worden, namelijk hoe het kon geschieden, dat de rechtvaardigheid en heiligheid alleen door het geloof in Jezus Christus wordt verkregen, daar de Joden, met wie God Zijn Verbond gemaakt had, en aan wie de beloften van de rechtvaardigheid door den Messias voornamelijk geschied waren, Christus en het geloof in Hem verwierpen; het zou dan mogen geschenen hebben dat de beloften Gods krachteloos waren geworden; waarop de apostel antwoordt dat deze beloften niet eigenlijk waren geschied aan de vleselijke nakomelingen, van Abraham, maar aan degenen, die God zo uit zijn geslacht als uit de heidenen, daartoe ook krachtiglijk naar Zijn eeuwige verkiezing zou roepen; latende de anderen, door een rechtvaardig en ondoorgrondelijk oordeel, in hunne verdorvenheid verharden.

23) dit] niet,

Namelijk van de verwerping der Joden, Rom. 9:3.

Ro 9.3

24) het woord Gods

Dat is, de beloften van God aan Abraham en zijne nakomelingen gedaan, en door de profeten doorgaans herhaald.

25) uitgevallen;

Dat is, teniet of krachteloos gemaakt, gelijk een aarden pot, iemand ontvallende, in stukken gebroken wordt.

26) die zijn niet allen Israel,

Dat is, rechte Isra‰lieten, daar Gods beloften eigenlijk op gezien hebben.

27) die uit Israel zijn.

Dat is, van Jakob afkomstig zijn.

Copyright information for DutKant