‏ Romans 4:25

53) overgeleverd is

Namelijk van God Zijnen Vader; Rom. 8:32.

Ro 8.32

54) om onze zonden,

Namelijk te verzoenen en teniet te doen;; 1 Joh. 1:7, en 1 Joh. 2:2.

1Jo 1.7 2.2

55) om onze rechtvaardigmaking.

Namelijk overmits God door deze opwekking betoond heeft dat Hij den dood Zijns Zoons voor een genoegzaam rantsoen voor onze zonden heeft aangenomen, en zijn volkomen gehoorzaamheid wil aannemen tot rechtvaardigheid voor allen, die in Hem geloven. Want indien Christus in den dood gebleven ware, zo zou Zijne voldoening niet volkomen geweest zijn, en Hij zou ons de kracht van die niet hebben kunnen toe‰igenen.

‏ Romans 6:6-8

13) onze oude mens

Alzo noemt hij de aangeboren blindheid en verdorvenheid des mensen, die wij van den eersten mens erven, die hij elders ook vlees noemt, gesteld tegen den nieuwen mens, die bestaat in kennis, heiligheid en rechtvaardigheid; Ef. 4:22; Col. 3:9.

Eph 4.22 Col 3.9

14) met [Hem] gekruisigd is,

Dewijl Christus onze zonden aan het kruis op zich geladen heeft, niet alleen om die te verzoenen, maar ook om dezelve te niet te doen, gelijk volgt. Zie ook Hebr. 9:14,26,28.

Heb 9.14,26,28

15) het lichaam der zonde

Dat is, de gehele massa of samenvoeging van deze verdorvenheid, welke is als een onzuiver lichaam, dat vele onzuivere leden heeft; Col. 2:11, en Col. 3:5.

Col 2.11 3.5

16) te niet gedaan worde,

Dit lichaam der zonde is wel van Christus geheel teniet gedaan, zoveel Zijne verdiensten aangaat, en is ook door Zijnen Geest in de wedergeborenen de kracht van heersen benomen, Rom. 6:12,14, maar moet allengskens meer en meer in ons vernietigd worden door denzelfden Geest, met nadere toe‰igening van den dood van Christus, gelijk Paulus daartoe de wedergeborenen vermaant, Rom. 8:13, en Rom. 12:2; Ef. 4:22; Col. 3:9, totdat dezelve in ons namaals geheel zal vernietgigd worden; Hebr. 4:10.

Ro 6.12,14 8.13 12.2 Eph 4.22 Col 3.9 Heb 4.10

17) niet meer de zonde dienen.

Namelijk gelijk wij deden v¢¢r onze wedergeboorte. Zie van dezen dienst der zonde nader verklaring Rom. 6:16,17,18,19.

Ro 6.16,17,18,19
18) die gestorven is,

Dit is ene rede, genomen van de gelijkenis van een dood mens, die de werken van levenden niet meer doet en aan gene diensten meer is verbonden, waaraan hij in zijn leven verbonden was.

19) gerechtvaardigd van de zonde.

Dat is, van hare macht vrijgemaakt of verlost. Want hier wordt eigenlijk niet gesproken van de vergeving der zonden, gelijk in de vijf voorgaande hoofdstukken, maar van de vernietiging van de macht der zonde; ene gelijkenis, genomen van een mens, die van den rechter gerechtvaardigd of vrijgesproken zijnde, ook meteen van de banden verlost en vrijgelaten wordt.

20) met Christus gestorven zijn,

Zie de aantekeningen Rom. 6:3,4.

Ro 6.3,4

21) met Hem zullen leven;

Namelijk in dit leven een geestelijk leven, en hiernamaals het eeuwige leven. Zie Rom. 8:10,11; Ef. 2:5; Col. 2:13, en Col. 3:1,2,3,4.

Ro 8.10,11 Eph 2.5 Col 2.13 3.1,2,3,4

‏ 1 Corinthians 1:30

68) uit Hem zijt

Dat is, uit Zijne genade en kracht; gelijk Rom. 11:36. Zie 1 Joh. 4:1,2,4,6.

Ro 11.36 1Jo 4.1,2,4,6

69) in Christus

Dat is, met Christus, door het geloof verenigd; Rom. 8:1.

Ro 8.1

70) wijsheid van

Dat is, een oorzaak en stof van alle rechte wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking.

71) verlossing.

Namelijk van alle kwaad en ellenden des lichaams en der ziel, welke volkomen zal geschieden ten uitersten dage, die daarom de dag der verlossing genaamd wordt; Ef. 4:30. Zie ook Luk. 21:28; Rom. 8:23.

Eph 4.30 Lu 21.28 Ro 8.23
Copyright information for DutKant