Romans 4:4-5

7) die werkt,

Namelijk met mening van door zijn werk de rechtvaardigheid te verkrijgen of te verdienen.

8) naar schuld.

Namelijk wordt gegeven; want geven naar schuld en toerekenen uit genade worden hier tegen elkander gesteld als tegen elkander strijdende.

9) die niet werkt,

Dat is, die zulke werken van verdienste niet kan noch durft tevoorschijn brengen.

10) gelooft in Hem,

Dat is, stelt zijn vertrouwen op de genade Gods in Christus, Rom. 4:24,25.

Ro 4.24,25

11) den goddeloze rechtvaardigt,

Dat is, die in zichzelven nog onrein en met zonden besmet is, gelijk alle mensen, zelfs ook de wedergeborenen, voor God zijn, naar de getuigenis van David in de volgende verzen.

12) zijn geloof

Niet dat het geloof, ten aanzien dat het een werk is, dit verdient, of in zichzelven waardig is, gelijk enigen verkeerdelijk menen; want dit heeft Paulus terstond tevoren aan alle werken, en derhalve ook aan het geloof als een werk, benomen; maar omdat God zulks uit enkele genade den gelovigen beloofd heeft, en omdat het geloof als een middel is, hetwelk de gerechtigheid van Christus aanneemt, en dezelve tussen Gods oordeel en zijn eigen misdaden stelt. Zie Rom. 5:9; 2 Cor. 5:19; Filipp. 3:9.

Ro 5.9 2Co 5.19 Php 3.9

13) gerekend tot rechtvaardigheid.

Het woord rekenen, of toerekenen, wordt genomen van ene gelijkenis dergenen, die iets op iemand rekening stellen; Filem. 18. Zo wordt God gezegd iemand de zonde toe te rekenen, als Hij wil dat voor dezelve van hem door de straf zal voldaan worden; en niet toe te rekenen als Hij die vergeeft en de straf kwijtscheldt, Rom. 4:8. Desgelijks dat Hij het geloof rekent tot rechtvaardigheid als Hij den gelovigen schenkt, toeschrijft en toerekent de gerechtigheid van Christus, van hen door het geloof aangenomen, en houdt, door deze genadige toerekening, alsof het hun eigen gerechtigheid ware. Daarom wordt ook hier gezegd dat hun de gerechtigheid toegerekend wordt.

Ro 4.8

Romans 11:6

26) door genade is,

Namelijk dat dezen tot de zaligheid uitverkoren en krachtiglijk geroepen zijn.

27) zo is het niet meer

Of, zo is het gewisselijk niet.

28) uit de werken;

Dat is, uit de verdiensten of waardigheid hunner werken.

29) anderszins is de genade

Namelijk zo het ware uit de werken alleen, of uit de genade en werken tezamen.

30) geen genade meer; en

Namelijk overmits genade alle schuld, verdienste of waardigheid uitsluit, en daarmede niet kan bestaan; want genade is geen genade enigszins zo zij niet is genade alleszins; Rom. 4:4.

Ro 4.4

31) geen genade meer; anderszins

Namelijk maar een verdiend loon. Dat is, zo is hunne verkiezing en roeping niet uit genade geschied.

32) geen werk meer.

Dat is, geen verdienend werk.

Copyright information for DutKant