‏ Romans 5:21

62) geheerst heeft

Dat is, de overhand over ons gehad heeft, of ons Zijne macht heeft onderworpen.

63) tot den dood,

Grieks in den dood; namelijk de tijdelijke en eeuwige dood, gelijk blijkt uit de volgende tegenstelling.

64) de genade zou heersen

Namelijk Gods over ons.

65) door rechtvaardigheid

Namelijk die ons van Hem door het geloof is geschonken.

66) tot het eeuwige leven,

Namelijk hetwelk hier in ons begint, en namaals ten volle over ons zal geopenbaard worden; Joh. 11:25,26; Col. 3:3,4.

Joh 11.25,26 Col 3.3,4

‏ Galatians 2:19-20

90) Want ik ben

Dat deze leer des apostels uit zichzelve de mensen tot zondigen niet verwekt, bewijst hij met zijn eigen voorbeeld, voorbijgaande de voorbeelden van anderen, omdat het kan gebeuren, dat deze leer van sommigen wel daartoe misbruikt zou worden. Doch hetgeen hij van zichzelven zegt, is ook waar in alle ware gelovigen.

91) door de wet

Dat is, door den dienst der wet.

92) der wet gestorven,

Dat is, ik heb door de wet geleerd dat ik een groot zondaar ben, naar de wet den vloek en dood onderworpen, en dat de gerechtigheid, die de wet eist, in mij niet is, en dienvolgens dat de wet mij in den dood laat.

93) Gode leven zou.

Dat is, een nieuw en heilig leven zou leiden, dat Gode behagelijk is, volgens zijne geboden, en overzulks niet der zonde. Zie Rom. 6:11.

Ro 6.11
94) met Christus gekruist;

Hoe dit te verstaan is, zie Rom. 6:6, waar hetzelfde gezegd en nader verklaard wordt.

Ro 6.6

95) ik leef, [doch]

Namelijk nu waarlijk een geestelijk leven.

96) niet meer ik,

Namelijk zodanig als ik was v¢¢r mijne bekering en wedergeboorte.

97) maar Christus leeft in

Namelijk door Zijn Heiligen Geest, door welken Hij mij geleidt in de wegen Gods en mij vruchtbaar maakt tot goede werken.

98) in het vlees leef,

Dat is, in dit mijn natuurlijk leven; hetwelk hij onderscheidt van het geestelijke.

99) dat leef ik door het

Dat is, hoewel ik mijne zwakheden in datzelfde vlees heb, zo geheel en vertrouw ik dat de Zoon Gods voor dezelve door Zijn dood voldaan heeft; die mij ook door Zijnen Geest levend maakt.

100) overgegeven heeft.

Namelijk in den dood; Rom. 4:25.

Ro 4.25

‏ Ephesians 2:5-6

18) dood waren

Zie de aantekeningen Ef. 2:1.

Eph 2.1

19) levend gemaakt

Dat is, uit den dood der zonde verlost, door onze rechtvaardigmaking en wedergeboorte, gelijk terstond hierna verklaard wordt.

20) met Christus;

Want als Christus, die om onzer zonden wil gestorven was, is opgewekt zo heeft Hij metterdaad betoond dat Hij de schuld onzer zonde en het lichaam onzer zonden had teniet gedaan: hetwelk Hij eerst voor ons, en daarna ook in ons heeft volbracht uit kracht Zijns doods en Zijner opstanding, Rom. 4:25, en Rom. 6:6,7,8, als Hij ons het geloof heeft geschonken, door het geloof heeft gerechtvaardigd, en door Zijnen Geest heeft vernieuwd en geheiligd. Zie 1 Cor. 1:30.

Ro 4.25 6.6,7,8 1Co 1.30
21) in Christus Jezus;

Namelijk als ons Hoofd, in welken wij deze weldaden alrede bezitten, en wij ook in hope bezitten, Rom. 8:24, en dezelve zekerlijk zullen deelachtig worden te zijner tijd. Zie Rom. 8:11; 1 Cor. 15:20; Filipp. 3:21; Col. 3:1,2, enz.

Ro 8.24,11 1Co 15.20 Php 3.21 Col 3.1,2
Copyright information for DutKant