Romans 6:5-6
12) een plant geworden zijn Of, tezamen geplant zijn; ene gelijkenis, genomen van een ent, die in een jeugdigen boom ingegrift wordt, welke tot ne plant wordt met den boom en het sap des levens en der vruchtbaarheid uit hem trekt. Alzo, wil hij zeggen, die met Christus, als de stam, door het geloof zijn verenigd [waarvan de doop ook een teken is, Gal. 3:27], die verkrijgen door den Geest van Christus de kracht niet alleen om de zonden te doden en allengskens te begraven, maar ook om in nieuwheid des levens meer en meer op te staan en ter ere Gods heiliglijk te leven; Joh. 15:1. Ga 3.27 Joh 15.1 13) onze oude mens Alzo noemt hij de aangeboren blindheid en verdorvenheid des mensen, die wij van den eersten mens erven, die hij elders ook vlees noemt, gesteld tegen den nieuwen mens, die bestaat in kennis, heiligheid en rechtvaardigheid; Ef. 4:22; Col. 3:9. Eph 4.22 Col 3.9 14) met [Hem] gekruisigd is, Dewijl Christus onze zonden aan het kruis op zich geladen heeft, niet alleen om die te verzoenen, maar ook om dezelve te niet te doen, gelijk volgt. Zie ook Hebr. 9:14,26,28. Heb 9.14,26,28 15) het lichaam der zonde Dat is, de gehele massa of samenvoeging van deze verdorvenheid, welke is als een onzuiver lichaam, dat vele onzuivere leden heeft; Col. 2:11, en Col. 3:5. Col 2.11 3.5 16) te niet gedaan worde, Dit lichaam der zonde is wel van Christus geheel teniet gedaan, zoveel Zijne verdiensten aangaat, en is ook door Zijnen Geest in de wedergeborenen de kracht van heersen benomen, Rom. 6:12,14, maar moet allengskens meer en meer in ons vernietigd worden door denzelfden Geest, met nadere toeigening van den dood van Christus, gelijk Paulus daartoe de wedergeborenen vermaant, Rom. 8:13, en Rom. 12:2; Ef. 4:22; Col. 3:9, totdat dezelve in ons namaals geheel zal vernietgigd worden; Hebr. 4:10. Ro 6.12,14 8.13 12.2 Eph 4.22 Col 3.9 Heb 4.10 17) niet meer de zonde dienen. Namelijk gelijk wij deden v¢¢r onze wedergeboorte. Zie van dezen dienst der zonde nader verklaring Rom. 6:16,17,18,19. Ro 6.16,17,18,19 Romans 8:36
103) den gansen dag Dat is, gedurig, zonder ophouden. 104) gedood; Dat is, ten dood toe vervolgd; of nu de een dan de ander omgebracht.
Copyright information for
DutKant