Romans 8:11
37) levend maken, Dat is, weder opwekken tot een eeuwig leven, waar geen zonde en dood meer plaats zal hebben. 38) door Zijn Geest, Want gelijk de Vader de doden opwekt, alzo wekt ook de Zoon de doden op, Joh. 5:21, en hier ook de Heilige Geest als eenzelfde God met Hem en van eenzelfde kracht. Joh 5.21 Romans 8:24
65) die gezien wordt, Dat is, waar de gehoopte zaak tegenwoordig is, of alrede bezeten wordt. 66) waarom zal hij het ook hopen? Grieks waarom hoopt hij het ook? 1 Corinthians 15:20
48) is opgewekt uit de Dat is, uit de voorgaande bewijsredenen blijkt dat het zeker is, dat Christus van de doden is opgewekt. 49) is de eersteling Dat is, dewijl Hij eerst opgestaan is, volgt daaruit dat ook degenen, die in Hem ontslapen zijn, zullen opgewekt worden, gelijk door de eerstelingen der vruchten, Gode opgeofferd zijnde, de ganse massa derzelve geheiligd werd; Exod. 22:29; Deut. 26:1; Rom. 11:16. Ex 22.29 De 26.1 Ro 11.16 50) die ontslapen zijn. Namelijk in Christus. Zie 1 Cor. 15:18. 1Co 15.18 Philippians 3:21
88) vernederd lichaam Grieks het lichaam onzer vernedering, of, ons lichaam der vernedering; dat is, dit ons sterflijk en verderflijk lichaam. 89) veranderen zal, Het Griekse woord betekent in gedaante of hoedanigheid veranderen. Zie 1 Cor. 15:52, enz. 1Co 15.52 90) gelijkvormig worde Namelijk in onverderflijkheid, onsterflijkheid en andere geestelijke eigenschappen. Zie 1 Cor. 15:48,49. 1Co 15.48,49 91) Zijn heerlijk lichaam, Grieks het lichaam Zijner heerlijkheid, of Zijn lichaam der heerlijkheid, namelijk hetwelk Hij na Zijne opstanding, en nu nog in den hemel heeft. 92) naar de werking, Dat is, naar Zijn goddelijke en alvermogende kracht, waardoor Hij alles vermag, en derhalve ook de opwekking en verandering onzer lichamen teweeg kan brengen. Colossians 3:1-2
1) gij dan met Christus Dit besluit ziet op Col. 2:12,14, waar Paulus getuigd had dat wij door den doop met Christus begraven en opgewekt zijn, om te bewijzen dat wij noch de ceremonin der wet, noch de leer der filosofie, noch de menselijke inzettingen nodig hebben. Waaruit hij ook nu deze vermaningen trekt; zie de aantekeningen op Col. 2:12,14. Col 2.12,14,12,14 2) die boven zijn, Dat is, de eeuwige gelukzaligheid en heerlijkheid, waarvan Christus in den hemel het bezit ingenomen heeft, mitsgaders de geestelijke gaven tot de zaligheid nodig, die Christus aan de rechterhand Zijns Vaders aan Zijne gemeente mededeelt, gelijk Hand. 2:33; Ef. 4:8, enz. verklaard wordt. Ac 2.33 Eph 4.8 3) Bedenkt de dingen Dat is, bevroedt die en tracht daarnaar, gelijk dit woord ook elders wordt genomen; Rom. 8:5. Ro 8.5 4) die op de aarde zijn. Dat is, aardse en vergankelijke dingen, Filipp. 3:19; of menselijke en aardse inzettingen, die met het gebruik vergaan, waarvan hij tevoren ook had gesproken. Php 3.19
Copyright information for
DutKant