Romans 8:30

81) geroepen;

Namelijk tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs door een krachtige roeping, Rom. 8:28.

Ro 8.28

82) gerechtvaardigd; en die

Namelijk voor hem, door het geloof; gelijk dit woord in dezen gehelen brief in deze stof wordt genomen, en het oogmerk des apostels medebrengt. Want deze rechtvaardigmaking is de naaste trap tot de verheerlijking.

83) verheerlijkt.

Namelijk hier, in de beginselen door de heiligmaking en aanneming tot kinderen, en hiernamaals, door de volle bezitting van deze heerlijkheid, Rom. 8:17,21; 2 Cor. 3:18.

Ro 8.17,21 2Co 3.18

Galatians 5:8

32) Dit gevoelen is niet uit

Grieks deze wijsmaking, of, overreding; namelijk der valse apostelen, die u wijsmaken en zoeken u te doen geloven dat de rechtvaardigheid ook uit de wet is, en niet alleen door Christus.

33) Hem, Die u roept.

Namelijk God, of Christus. Zie Gal. 1:6, en overzulks niet goed, noch met de waarheid overeenkomende.

Ga 1.6

1 Thessalonians 2:12

22) waardiglijk

Dat is, gelijk het betaamt dengenen die God kennen, gehoorzaam zijn en Zijnen naam belijden.

2 Timothy 1:9

27) zalig gemaakt, en

Namelijk door Zijnen Zoon Jezus Christus.

28) geroepen

Namelijk uiterlijk door de prediking des Evangelies, en inwendig door de krachtige werking Zijns Geestes.

29) met een heilige roeping;

Dat is, die in zichzelf heilig is, en die ons roept tot heiligheid; Luk. 1:75; Ef. 1:4; Col. 1:22.

Lu 1.75 Eph 1.4 Col 1.22

30) niet naar onze werken,

Namelijk die als een voorgaande of voorgeziene oorzaak deze roeping zouden verdienen, of God daartoe zouden hebben bewogen; zie Rom. 9:11; Ef. 2:9; Tit. 3:5.

Ro 9.11 Eph 2.9 Tit 3.5

31) maar naar Zijn eigen voornemen en

Dat is, naar dat het hem beliefd en behaagd heeft van eeuwigheid, bij zichzelf, over ons te besluiten; zie Rom. 8:28, en Rom. 9:11; Ef. 1:11, en Ef. 3:11.

Ro 8.28 9.11 Eph 1.11 3.11

32) genade,

Dat is, genadig voornemen, welks enige en eerste bewegende oorzaak is de onverdiende genade en barmhartigheid Gods; Rom. 6:23, en Rom. 11:5,6; Gal. 1:15; Ef. 1:6; Tit. 3:7.

Ro 6.23 11.5,6 Ga 1.15 Eph 1.6 Tit 3.7

33) die ons gegeven is

Dat is, die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh. 17:24; want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in der tijd gegeven, wanneer wij geroepen worden; maar wordt zo gezegd, omdat deze werkelijke schenking geschiedt, naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vast is alsof het reeds volbracht ware.

Joh 17.24

34) in Christus Jezus,

Dat is, om derzelver vruchten door Jezus Christus te verkrijgen. Zie verder Ef. 1:4.

Eph 1.4

35) voor de tijden der eeuwen;

Dat is, van eeuwigheid, of, gelijk hij elders spreekt, voor de grondlegging der wereld; Ef. 1:4.

Eph 1.4
Copyright information for DutKant