Romans 9:8
31) de kinderen des vleses, Dat is, die alleen naar het vlees uit Abraham geboren zijn. 32) de kinderen der beloftenis Dat is, die, gelijk Izak, uit kracht der belofte Gods, tegen den loop der natuur geboren is, alzo ook door kracht van Gods verkiezing en belofte tot het geloof zouden gebracht worden. 33) worden voor het zaad gerekend. Namelijk aan welke God Zijn geestelijken zegen en Zijn erfdeel belooft. Romans 11:2
7) Zijn volk Namelijk dat waarlijk Zijn volk was, niet naar het vlees alleen, maar ook naar de belofte. 8) verstoten, Zie Rom. 11:1. Ro 11.1 9) gekend heeft. Dat is, voor de Zijnen erkend en verkoren heeft; Matth. 7:23; Joh. 10:14; Rom. 8:29; 2 Tim. 2:19; 1 Petr. 1:2,20. Mt 7.23 Joh 10.14 Ro 8.29 2Ti 2.19 1Pe 1.2,20 10) weet gij niet, Dat is, ik meen dat gij wel weet. 11) van Elia, Grieks, in Elia; dat is, in de geschiedenis van Elia, die beschreven wordt 1 Kon. 17, en in de volgende hoofdstukken. 12) aanspreekt Grieks, bejegent, ontmoet; namelijk met woorden. 13) tegen Israel, Dit kan gevoegd worden, f met het woord aanspreekt, f met het woord zeggende; namelijk klagende over den afval der Isralieten. Romans 11:5-7
23) in dezen tegenwoordigen tijd Namelijk van de prediking des Evangelies. 24) een overblijfsel geworden, Dat is, God heeft nog enige Joden laten overblijven, die het Evangelie niet verwerpen maar aannemen, en krachtiglijk geroepen zijn; die maar voor een overblijfsel tot overschot mogen gerekent worden, ten aanzien van de grote menigte dergenen, die het verwerpen en ongelovig blijven. 25) naar de verkiezing der genade. Dat is, de genadige verkiezing, namelijk die uit enkel genade van eeuwigheid ter zaligheid zijn verkoren, en in den tijd krachtiglijk geroepen; Rom. 8:30. Ro 8.30 26) door genade is, Namelijk dat dezen tot de zaligheid uitverkoren en krachtiglijk geroepen zijn. 27) zo is het niet meer Of, zo is het gewisselijk niet. 28) uit de werken; Dat is, uit de verdiensten of waardigheid hunner werken. 29) anderszins is de genade Namelijk zo het ware uit de werken alleen, of uit de genade en werken tezamen. 30) geen genade meer; en Namelijk overmits genade alle schuld, verdienste of waardigheid uitsluit, en daarmede niet kan bestaan; want genade is geen genade enigszins zo zij niet is genade alleszins; Rom. 4:4. Ro 4.4 31) geen genade meer; anderszins Namelijk maar een verdiend loon. Dat is, zo is hunne verkiezing en roeping niet uit genade geschied. 32) geen werk meer. Dat is, geen verdienend werk. 33) Wat dan? Namelijk zullen wij zeggen? gelijk Rom. 6:1, en Rom. 7:7, en Rom,8:31. Dit is ene tegenwerping van iemand, die meent ongerijmd te zijn dat de Joden de gerechtigheid niet zouden verkrijgen, daar zij zozeer naar dezelve trachten. Ro 6.1 7.7 8.31 34) Hetgeen Namelijk dit zullen wij zeggen. 35) Israel Dat is, de Isralieten, dat is, de meeste hoop derzelve, die naar het vlees alleen Isralieten zijn; Rom. 9:31; 2 Cor. 11:22. Ro 9.31 2Co 11.22 36) zoekt, Dat is, dat hij tracht te verkrijgen door zijne werken, namelijk de gerechtigheid voor God en het eeuwige leven. 37) de uitverkorenen Grieks, de verkiezing heeft het verkregen; dat is, al de uitverkorenen onder de Isralieten, ten aanzien en omdat zij uit genade zijn uitverkoren. 38) de anderen Namelijk die niet verkoren en krachtig geroepen zijn. 39) verhard geworden. Grieks, vereeld. Zie Mark. 3:5. Mr 3.5
Copyright information for
DutKant