Romans 9:8

31) de kinderen des vleses,

Dat is, die alleen naar het vlees uit Abraham geboren zijn.

32) de kinderen der beloftenis

Dat is, die, gelijk Izak, uit kracht der belofte Gods, tegen den loop der natuur geboren is, alzo ook door kracht van Gods verkiezing en belofte tot het geloof zouden gebracht worden.

33) worden voor het zaad gerekend.

Namelijk aan welke God Zijn geestelijken zegen en Zijn erfdeel belooft.

Romans 9:27

69) En Jesaja roept over Israel:

In deze drie verzen bewijst hij voorzegd te zijn, dat God in Zijn krachtige roeping het merendeel der Joden zou voorbijgaan, en alleen het overblijfsel daarvan nevens de uitverkorenen uit de heidenen behouden.

70) het overblijfsel

Dat is, een kleine hoop, dien Hij heeft laten overblijven uit de grote menigte, die verloren gaat, gelijk Rom. 11:5.

Ro 11.5

71) behouden worden.

Het Hebreeuwse woord bij den profeet, Jes. 10:22, betekent eigenlijk zal in, of tot Hem wederkeren, namelijk tot God, gelijk in Rom. 10:21, uitgedrukt wordt. Doch de zin is even dezelfde, hoewel sommigen menen dat bij Jesaja gezien wordt op het wederkeren van weinigen uit de gevangenis van Babyloni‰, die een voorbeeld is geweest van het uitgaan der uitverkorenen uit het Babel der zonde en der wereld.

Isa 10.22 Ro 10.21

Romans 11:1

1) zeg dan:

Dat is, hetgeen ik tevoren gezegd heb van de verwerping der Joden, daarmede wil ik niet zeggen dat God al de Joden zou hebben verstoten; gelijk iemand daaruit zou kunnen besluiten.

2) Zijn volk

Dat is, de Joden, die Hij tot Zijn volk bijzonder had verkoren.

3) verstoten?

Grieks, afgestoten; namelijk van die waardigheid, waar zij in gesteld waren, zodat zij de beloofde zegening in Christus niet meer zouden deelachtig zijn.

4) een Israeliet,

Dat is, een Jood van afkomst, en nochtans van God niet verstoten.

5) uit het zaad Abrahams,

Namelijk naar het vlees; en ook naar de genade des verbonds, hetwelk God met Abraham en zijn zaad gemaakt heeft; Gen. 17:1.

Ge 17.1

6) Benjamin.

Namelijk den zoon van Jakob, uit Rachel, een van de aanzienlijkste stammen Isra‰ls, uit welken ook de koning Saul gesproten is geweest, 1 Sam. 9:1, en de koningin Esther; Esth. 2:5.

1Sa 9.1 Es 2.5
Copyright information for DutKant