Ruth 4:1

1) poort,

Waar men het gericht hield en het volk bijeenkwam.

2) gesproken had,

Zie Ruth 3:12.

Ru 3.12

3) hij:

Boaz.

4) gij, zulk een!

Hebreeuws, Peloni, Almoni. Een manier van spreken bij de Hebre‰n, wanneer zij iemand menen, wiens naam zij juist niet weten, of mogen vergeten hebben, of niet willen hebben noemen, inplaats waarvan wij plegen te gebruiken N.N., of, gij man, hoe gij dan heet. Zie ook 2 Kon. 6:8.

2Ki 6.8

1 Samuel 21:4

8) gemeen brood

Het woord gemeen wordt hier en elders gesteld tegen het woord heilig, of geheiligde.

9) maar

Hij spreekt van de toonbroden, die voor den Heere gesteld en alzo den Heere geheiligd werden, van welke niemand mocht eten dan alleen de priesters. Zie Exod. 25:30, en Lev. 24:5.

Ex 25.30 Le 24.5

10) heilig brood,

Hebreeuws, brood der heiligheid; dat is, heilig brood, en alzo onder 1 Sam. 21:5.

1Sa 21.5

11) de vrouwen

Versta, van hun echte huisvrouwen, want hoewel het huwelijk eerlijk is bij allen, en een onbevlekt bed, Hebr. 13:4, nochtans, vanwege de zwakheid des mensen, vermengt zich lichtelijk de zonde hierin; daarom wil de Heere dat men op zekere voorvallende gelegenheid en tijden zich van de huwelijkse samenkomst zal onthouden. Zie 1 Sam. 19:15; 1 Cor. 7:5.

Heb 13.4 1Sa 19.15 1Co 7.5

12) hebben.

Versta hierbij, zo zal ik u dat geven.

2 Kings 6:2

2) timmerhout

Versta, om daarvan balken of iets anders te maken.

3) halen

Hebreeuws, nemen; dat is, nemen en brengen; hetwelk is halen. Zie Gen. 12:15.

Ge 12.15

John 1:18

48) gezien; de

Dat is, gekend; namelijk met een volkomen en naakte kennis Zijns wezens en willens.

49) in den schoot

Dat is, die eenswezens met den Vader is, van Hem geliefd, en wien derhalve al de geheime wijsheid des Vaders bekend is.

50) [Hem ons] verklaard.

Of, het ons.

51) verklaard.

Dat is, klaar en volkomen geopenbaard de zaligmakende kennis Gods en Zijns raads, zoveel als ons van God te weten ter zaligheid nodig is.

Copyright information for DutKant