‏ Song of Solomon 1:6

26) Ziet mij

De zin is: Ziet niet op mijne uiterlijke slechtigheid of mismaaktheid, en veracht mij daarom niet, maar ziet mijn inwendige schoonheid aan.

27) de zon

Hebreeuws, de zon heeft mij aangezien. Versta hier bij de zon [die degenen, die zij beschijnt, zwart maakt] de vervolgingen en verdrukkingen, gelijk Matth. 13:6,21.

Mt 13.6,21

28) de kinderen

Hier wordt gesproken van valse broeders, gelijk Ps. 69:9; Jes. 48:1,2; Hand. 20:30, die wel roemen dat de kerk hunne moeder is, maar tevergeefs, dewijl zij God niet tot Vader hebben. Zie Deut. 32:5; Joh. 8:44.

Ps 69.8 Isa 48.1,2 Ac 20.30 De 32.5 Joh 8.44

29) ontstoken;

Te weten met toorn, dat is, zij hebben mij verdriet en kwelling aangedaan. De vijandschap en vervolging der valse broeders wordt 2 Cor. 11:26 gesteld onder de zwaarste gevaren en kruisen, die de Christenen overkomen. Zie Gal. 2:4.

2Co 11.26 Ga 2.4

30) der wijngaarden.

Bij wijngaarden worden in de Heilige Schrift dikwijls verstaan verzamelingen der mensen, zo der goeden als der kwaden. Van de eersten, zie een voorbeeld Ps. 80; Jes. 5:1,7; Matth. 20. Van de verzamelingen der kwaden, zie Deut. 32:32; Openb. 14:18. Hier verstaan sommigen door de wijngaarden de vervalste kerken in het algemeen en de geveinsde ledematen in het bijzonder, tot welke haar moeders zonen of kinderen haar zochten te brengen, willende dat zij acht zou geven op de instellingen en geboden der mensen. Zie Mark. 7:13; Han. 15:1,10; Gal. 6:12,13; Col. 2:20,21,22,23. Immers klaagt hier de kerk dat zij van de valse broeders dikwijls zover overmeesterd wordt, dat hare regeerders en opzieners de bokken meer verstaan, dan de rechte schapen, de ketters en scheurmakers meer dan de rechtzinnigen. Waaruit dan niets dan groot onheil en verstoring der kerk ontstaan kan.

Isa 5.1,7 De 32.32 Re 14.18 Mr 7.13 Ac 15.1,10 Ga 6.12,13 Col 2.20,21,22,23

31) Mijn wijngaard,

Dat is, ik heb dien niet in acht genomen naar behoren, verhinderd en teruggehouden zijnde •f door mijn eigen zwakheid, •f door tirannie en vervolging. Anderen nemen die woorden aldus, alsof de Bruid [of leraars der eerste kerk] dit wilde zeggen: Ik werd gesteld om opzicht te hebben over andere kerken. Ik heb de eerste kerk, die ik geplant had, verlaten en andere kerken zijn van mij gezaaid geworden door de ganse wereld. De eerste kerk, die te Jeruzalem geplant werd, mocht ik daar niet behouden noch er bij blijven, vanwege de vervolging der Joden en andere tirannen.

‏ Isaiah 5:1

1) mijn Beminde

Aldus noemt de profeet Jezus Christus driemaal in Jes. 5:1. De zin is: Hij is de Bruidegom zijner gemeente; ik ben zijn dienaar en vriend; Hoogl. 2:2; Joh. 3:29.

Isa 5.1 So 2.2 Joh 3.29

2) een lied

Dat is, een lied, hetwelk Hij mij zelf heeft ingegeven en in mijnen mond gelegd, dit zal ik zingen en ook beschrijven, opdat het niet vergeten worde, maar van allen man moge onthouden, gelezen en gezongen worden, gelijk Mozes ook te dien einde een lied gemaakt heeft, Deut. 32.

3) van Zijn wijngaard;

Dat is, van zijne gemeente. Zie dergelijke manier van spreken onder Jes. 5:7, en Exod. 15:17; Ps. 44:3, en Ps. 80:9; Jes. 27:2; Jer. 2:21; Matth. 21:33; Mark. 12:1; Luk. 20:9; Joh. 15:1.

Isa 5.7 Ex 15.17 Ps 44.2 80.8 Isa 27.2 Jer 2.21 Mt 21.33 Mr 12.1 Lu 20.9 Joh 15.1

4) op een vetten heuvel.

Hebreeuws, op een hoorn van een zoon der olie, of vettigheid; dat is, in een uitnemende plaats van vetten vruchtbaren grond. Zie Job 5:7.

Job 5.7
Copyright information for DutKant