Song of Solomon 6:9

28) Een enige

Of, [maar] zij alleen is mijn duif. Dit wordt gesteld tegen het groot getal der koninginnen, enz., Hoogl. 6:8. En hier wordt de Bruid van Christus, die maar ‚‚n is, [gelijk er maar ‚‚n lichaam, ‚‚n Geest, ‚‚ne hoop, ‚‚n Heere, ‚‚n geloof is; Ef. 4:4,5] gesteld en meer geacht dan het groot getal van anderen, die in hun eigen en anderer mensen mening koninginnen en prinsessen zijn. Zie wat God tot Isra‰l spreekt Exod. 19:5; 2 Sam. 7:23.

So 6.8 Eph 4.4,5 Ex 19.5 2Sa 7.23

29) de enige harer

Al de particuliere kerken op aarde, die rechtzinnig zijn, maken tezamen niet meer dan ‚‚n lichaam; Ef. 4:16. De enige kerk zijnde als de enige en wettelijke dochter van het hemelse Jeruzalem, hetwelk is de algemene kerk, welke is onzer aller moeder; Gal. 4:26.

Eph 4.16 Ga 4.26

30) de zuivere

Of, gezuiverde of uitgelezene, of de klare, en alzo onder Hoogl. 6:10, en 1 Kron. 7:40. Daar zijn wel vele bastaardkerken, maar daar is niet meer dan ‚‚n zuivere, wettelijke uitverkoren kerk. Van welke zie 1 Petr. 1:2.

So 6.10 1Ch 7.40 1Pe 1.2

31) dergenen,

Hebreeuws, van hare baarster.

32) de dochters

Te weten, de dochters of maagden van wie Hoogl. 6:8 gesproken is.

So 6.8

33) haar zien,

Dat is, haar staat en gelegenheid terdege kennen.

34) zullen haar

Of, zullen haar; te weten deze Bruid. Zie Deut. 4:6, en Deut. 26:19; Hand. 5:13.

De 4.6 26.19 Ac 5.13

35) prijzen.

Dat is, zij zullen haar gelukzalig achten. De zin is, ofschoon de kerken, die in deze wereld zo van anderen als van zichzelven zo groot geacht worden, schijnen de ware kerk te zijn, nochtans zullen zij eindelijk overtuigd worden, immers [tenzij dat zij zich bekeren] ten jongsten dage, als zij de schapen zullen zien staan aan de rechterhand van den oppersten rechter, dat er maar ‚‚n ware kerk is en dat die welzalig zijn, die tot dezelve behoren; Mal. 3:18.

Mal 3.18

Romans 12:5

Ephesians 2:14

41) onze vrede,

Dat is, oorsprong en oorzaak van onzen vrede, zo tussen God en de mensen, als tussen de mensen zelf, namelijk Joden en heidenen.

42) deze beiden

Dat is, Joden en heidenen.

43) des afscheidsels

Of des tuins; namelijk die de Joden van de heidenen scheidde en afschutte, gelijk een muur twee huizen of plaatsen pleegt van elkander te scheiden. Waardoor de wet der ceremoni‰n verstaan wordt, die dit onderscheid tussen Joden en heidenen maakte. En Paulus schijnt hier ook te zien op het scheuren van het voorhangsel des tempels, dat scheurde toen Christus leed; Matth. 27:51; Luk. 23:45.

Mt 27.51 Lu 23.45

Ephesians 4:4-5

9) tot een hoop

Grieks, in ene hoop; dat is, gehoopte zaak, waartoe gij geroepen zijt, welke is de zaligheid uwer zielen.

10) Een Heere,

Namelijk Jezus Christus, gelijk blijkt uit Ef. 4:6, waar God en de Vader van hem onderscheiden wordt.

Eph 4.6

11) een doop,

Namelijk niet alleen in het getal, maar ook de bediening over u allen; Rom. 6:3,4.

Ro 6.3,4
Copyright information for DutKant