Zechariah 1:15-16

42) tegen die geruste heidenen;

Dat is, tegen de Chalde‰n of Babyloni‰rs en hunne aanhangers, die nu in rust en vrede zitten, middelerwijl mijn volk geplaagd wordt. Zie Zach. 1:11.

Zec 1.11

43) toornig,

Te weten, op het Joodse volk; Alsof God zeide: Zij zien niet op mijn wil of voornemen, die was mijn volk vaderlijk te kastijden om het tot boete en bekering te brengen, maar al hun doen en trachten strekt daarheen om mijn volk ganselijk te verderven en uit te roeien; zie Jes. 10:7, en Jes. 47:6; zie ook Ps. 83:4,5; Jer. 30:11; Ezech. 25:3,6.

Isa 10.7 47.6 Ps 83.3,4 Jer 30.11 Eze 25.3,6
44) het richtsnoer

Gelijk de timmerlieden doen als zij een nieuw gebouw zullen maken. De zin is: Jeruzalem zal weder herbouwd worden, de vijanden mogen daartegen doen al wat zij kunnen. Dit is volbracht door het beleid en de aandrijving van Nehemia. Verg. Neh. 2:3,4, enz., en Hagg. 1:13. Onder de opbouwing van de stad Jeruzalem worden ook den godzaligen beloofd alle geestelijke genaden en weldaden.

Ne 2.3,4 Hag 1.13

Luke 1:74-75

Copyright information for DutKant