Zechariah 3:4

17) antwoordde

Dat is, sprak.

18) Hij,

Te weten, Christus, die de zonden vergeeft en den onrechtvaardige rechtvaardig spreekt; alzo ook straks wederom, daarna [te weten, nadat zij hem de vuile klederen hadden uitgetrokken] sprak Hij, te weten, Christus.

19) tot degenen,

Dat is, tot de andere engelen, die zijne dienaars zijn, altijd vaardig staande om zijne bevelen te verrichten; Hebr. 1:14.

Heb 1.14

20) tot Hem:

Te weten, tot Jozua.

21) Zie,

Dat is, hieruit zult gij de waarheid dezer zaak vernemen, dat Ik uwe ongerechtigheden van u heb weggenoemn, die door het vuile kleed, zie Zach. 3;3, werden betekend. Verg. Jes. 6:7; Jer. 1:9.

Isa 6.7 Jer 1.9

22) weggenomen,

Zie 2 Sam. 12:13.

2Sa 12.13

23) wisselklederen aandoen.

Aldus worden genoemd nieuwe, zuiver, schone klederen, die men alleen op feestdagen aandeed. Zie Richt. 14:12. Hier wordt door de wisselklederen verstaan de gerechtigheid van Christus, ware heiligheid of geestelijk sieraad. Verg. Matth. 22:11; Luk. 15:22.

Jud 14.12 Mt 22.11 Lu 15.22
Copyright information for DutKant