1 Corinthians 14:34
Welvoeglijk en met orde
1Ko 14:34. Het gaat er in Korinthe wanordelijk aan toe. Dit kun je concluderen uit alles wat Paulus al aan hen heeft geschreven. Hij heeft heel wat moeten corrigeren. Een van die wanordelijkheden is dat vrouwen in de samenkomsten van de gemeente het woord voeren. Een vrouw heeft veel capaciteiten. Daarmee mag zij de Heer dienen. In de Bijbel staan veel voorbeelden van vrouwen die de Heer hebben gediend, soms met meer toewijding en inzicht dan mannen. De Heer merkt dat op en waardeert het. Mannen én vrouwen hebben gezondigd en staan zonder onderscheid schuldig voor God. Voor hun redding is er ook geen onderscheid: ieder mens, man of vrouw, kan gered worden. Als ze eenmaal gered zijn, is er voor God ook geen onderscheid. In Christus zijn man en vrouw gelijk (Gl 3:28). Maar dat wil nog niet zeggen dat vrouwen in de samenkomsten van de gemeente dezelfde plaats hebben als mannen. Er staat hier duidelijk dat ze niet mogen spreken in de samenkomst van de gemeente. Er is wel eens gezegd dat het hier zou gaan om hun geklets met elkaar. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn, want kletsen is voor mannen net zo verkeerd. Het spreken waarover het hier gaat, is het spreken als profeet in de samenkomst en dat past niet voor een vrouw. De reden staat erachter: het past niet bij de onderdanige houding die zij tegenover de man behoort in te nemen. Deze onderdanigheid is geen uitvinding van Paulus. Al helemaal in het begin van de Bijbel heeft God Zelf de vrouw deze plaats gegeven. De uitdrukking “zoals ook de wet zegt”, wijst terug naar wat in Genesis 3 wordt verhaald. Je leest daar over de zondeval. Door het eigenmachtige optreden van de vrouw is de zonde in de wereld gekomen. Deze gebeurtenis is voor God aanleiding de plaats van de man en de vrouw duidelijk vast te leggen. De man is het hoofd en de vrouw moet hem in die plaats erkennen, want hij zal over haar heersen (Gn 3:16). Dit wil niet zeggen dat Adam geen schuld heeft. Zijn schuld is in feite groter omdat hij het verbod om van die boom te eten rechtstreeks van God Zelf heeft gehoord. Voor hem heeft de zonde ook gevolgen (Gn 3:17-19). Geen excuses voor Adam dus. Omdat Eva los van Adam met de duivel in discussie is gegaan en daardoor de zonde in de wereld is gekomen, heeft God bepaald dat zij onder het gezag van de man staat. En deze verhouding geldt nog steeds. Kijk maar wat er staat in 1 Timotheüs 2 (1Tm 2:11-14). Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de man de vrouw moet uitbuiten. Hij moet haar met respect behandelen. Deze opdracht staat duidelijk omschreven in 1 Petrus 3 (1Pt 3:7). Verder maakt het de verantwoordelijkheid van de man des te groter om op een goede manier leiding te geven aan de vrouw, zodat zij niet in verleiding komt om er weer los van de man op uit te gaan. 1Ko 14:35. Welnu, als deze dingen algemeen gelden, dan toch zeker als de gemeente samenkomt. Het is zelfs een schande voor een vrouw als zij daar spreekt, al is het alleen maar om een vraag te stellen. Als zij een antwoord op een vraag over een onderwerp of een vers uit de Bijbel wil hebben, moet zij daar thuis haar eigen man naar vragen. Dit houdt in dat van de man wordt verwacht dat hij op de vragen van zijn vrouw antwoord kan geven. Nu is er niemand die altijd op alle vragen het juiste antwoord weet. Een man heeft zelf ook vragen. Maar ik denk dat sommige mannen te gemakkelijk deze verantwoordelijkheid van zich afschuiven door te zeggen dat ze het niet kunnen. Ieder die zich deze taak bewust is, zal zijn best ervoor willen doen een antwoord te vinden. Er zijn heel wat hulpmiddelen in de vorm van boeken over de Bijbel die daarbij nuttig zijn. Er zal wel eens moeite voor moeten worden gedaan. Maar wie heeft dat niet voor zijn vrouw over? Het is een grote zegen om samen met je vrouw over de Bijbel te spreken. Tal van zaken in de huiselijke sfeer zul je willen bekijken aan de hand van de Bijbel. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan geldbesteding of beslissingen ten aanzien van de kinderen. Dit zijn trouwens onderwerpen die ook in de samenkomst van de gemeente aan de orde kunnen komen. Door wat daarover gezegd wordt, kunnen nieuwe vragen worden opgeroepen. Daarover kan dan thuis verder worden gesproken. Dan is er nog de vraag: ‘Maar als iemand geen man heeft of de man is een ongelovige, wat dan?’ Het is te goedkoop om te zeggen dat zij de antwoorden uit boeken over de Bijbel kan halen. Als het gaat om de uitleg van een bepaald vers, zal dat wel gaan. De meeste vragen hebben echter te maken met de praktijk van het leven, hoe je moet omgaan met een bepaalde situatie. Daar zijn geen standaardantwoorden voor. Een mogelijkheid is dat zij naar een echtpaar gaat waarvan zij weet dat de broeder een open oor heeft voor zijn vrouw en ook zijn best doet om de vragen van zijn vrouw te beantwoorden. Wie het voorgaande in deze tijd hardop durft te verkondigen, maakt zich niet geliefd bij hen die vinden dat dit soort verzen achterhaald en uit de tijd is. Zulke mensen zijn er heel wat en hun aantal groeit hard. Steeds meer christenen worden een prooi van het denken van de wereld, waarin het onderscheid tussen mannen en vrouwen uitgewist wordt. Het zijn niet alleen de mensen van de wereld, de ongelovigen, die dat doen. Van hen kun je niet anders verwachten. Het gevaarlijkst zijn de mensen die zich uitgeven voor christen en je voorhouden dat je het allemaal wat anders moet zien, meer in overeenstemming met de tijd waarin we leven. Laat je niet misleiden! Houd je vast aan het betrouwbare Woord van God. 1Ko 14:36. Paulus zegt tegen de Korinthiërs: “Of is het Woord van God van u uitgegaan?” Hij wil daarmee zeggen: ‘Het Woord van God is toch van God Zelf uitgegaan en niet van jullie? Jullie kunnen toch niet bepalen wat er moet gebeuren in de gemeente, alsof God Zelf daarover niet het nodige heeft gezegd?’ Als God spreekt, kun je niet beter doen dan je daar onvoorwaardelijk aan overgeven, ook al zou dat betekenen dat je dingen doet, waarin je de massa niet mee hebt of zelfs tegen je hebt. Daar komt nog wat bij. De Korinthiërs zijn niet de enigen tot wie het Woord van God is gekomen. Wat God te zeggen heeft, spreekt Hij tot al de gemeenten. Ze kunnen om zich heen kijken en zien hoe het in andere gemeenten toegaat die wel rekening houden met wat God heeft gezegd. Daar kunnen ze dan een voorbeeld aan nemen. 1Ko 14:37. Wat Paulus heeft geschreven over de orde in de gemeente, heeft hij niet zelf uitgevonden. Het is ook niet een vriendelijk verzoek om het zo te gaan doen. Het is “een gebod van [de] Heer”. Ook dit gebod wordt in de christenheid, bewust of onbewust, met voeten getreden. Wie meent een profeet te zijn, iemand die een boodschap doorgeeft die hij van God heeft ontvangen, of wie meent geestelijk te zijn, iemand die zich door de Geest van God laat leiden, zal met dit gebod geen moeite hebben. 1Ko 14:38. Wie zich niets van dit gebod aantrekt, moet zijn eigen gang maar gaan. Het is verspilde energie zo iemand van dit gebod te overtuigen. 1Ko 14:39. Paulus rondt zijn uiteenzetting over het profeteren en het spreken in talen af met een soort samenvatting. Hij spoort de gelovigen in Korinthe aan ernaar te streven om te profeteren; je hebt gezien dat in dit hoofdstuk alle nadruk op deze gave ligt. Hij zegt ook dat ze het spreken in talen niet hoeven te verhinderen; je hebt gezien in welke gevallen deze gave in de gemeente kan worden uitgeoefend. 1Ko 14:40. Je merkt in de bewoordingen die Paulus hier gebruikt hetzelfde als in het hele hoofdstuk: profeteren, daar gaat het om, terwijl het spreken in talen van ondergeschikt belang is. In elk geval moet alles, wat er ook in de gemeente gebeurt, gebeuren in de juiste vorm en in de juiste orde. Daarvoor hoef je het verloop van de dienst van de gemeente niet van tevoren vast te leggen, zoals zoveel in de christenheid gebeurt. Als we ons in de samenkomst laten leiden door de Heilige Geest, zal Hij vormgeven aan het samenzijn en de orde bewaren. Het valt op dat er in dit hoofdstuk niet wordt gesproken over de leiding van de Heilige Geest in de samenkomst. Hier staat namelijk voorop dat iedere gelovige in de samenkomst een eigen verantwoordelijkheid heeft. Je wordt daar niet ineens door een bepaald gevoel overvallen. God gaat ervan uit dat je bewust aanwezig bent en je eigen, bewuste deel aan het samenzijn hebt. Je zult je ervoor moeten inzetten om het zo te beleven. En daarvoor wil de Heilige Geest je de kracht geven (vgl. Fp 3:3).Lees nog eens 1 Korinthiërs 14:34-40.Verwerking: Waarop slaat ‘het gebod van de Heer’ (1Ko 14:37)?
Copyright information for
DutKingComments