1 Samuel 25:8

Het verzoek van David

Als David hoort dat Nabal zijn schapen aan het scheren is, acht hij dat de beste gelegenheid om Nabal om een gunst te vragen. Het schijnt een gewoonte te zijn geweest om bij gelegenheid van het scheren van de schapen grote maaltijden te houden, zoals we ook zien bij Absalom (2Sm 13:23-24). Het scheren van de schapen (Gn 31:19; Gn 38:12-13) is als het inzamelen van de oogst. Zo’n gebeurtenis maakt vrolijk en vaak ook vrijgevig.

David stuurt tien knechten naar Nabal en zegt hun precies wat ze hem moeten wensen, wat zij voor hem geweest zijn – waardoor Nabal nu dit schaapscheerdersfeest kan vieren – en wat ze als gunst moeten vragen. Hij geeft zijn tien knechten opdracht om uit zijn naam eerst naar de welstand van Nabal te vragen. Het is de beleefde belangstelling. Vervolgens moeten ze hem vrede toewensen, zowel voor hem persoonlijk als voor zijn gezin, familie en bedienden en ook voor zijn hele bezit. Deze vredewens is niet alleen beleefdheid, maar laat Nabal de gezindheid van David tegenover hem zien.

Behalve het tonen van zijn gezindheid in zijn goede wensen wijst David ook op zijn inzet voor het welzijn van Nabal. Hij heeft niet alleen niets genomen, maar ook voor bescherming gezorgd, waardoor anderen niets hebben weggenomen van wat aan Nabal toebehoort. Met deze bewijzen onderstreept hij zijn woorden. En ook dat is nog niet alles. Hij wijst Nabal erop dat hij bij zijn dienaren de waarheid van zijn beweringen kan controleren. Ten slotte doet David een beroep op de genade van Nabal. Hij eist niets, hij dreigt niet, hij vraagt geen beloning, maar vraagt om een genadig handelen van Nabal. En is het niet een goede dag waarop hij Nabal benadert?

Met al deze woorden wil David de juiste sfeer scheppen voor de vraag die hij wil stellen. Hij stelt zich nederig op. Over zijn eigen knechten spreekt hij tot Nabal als “uw dienaren” en zichzelf noemt hij “uw zoon David”. Hij geeft ook geen lijstje met gewenste artikelen, maar laat het helemaal aan Nabal over. Hij vraagt Nabal om hem te geven wat “uw hand zal vinden”, dat wil zeggen wat hij maar kan missen en binnen handbereik heeft, dat wil zeggen zonder zich ergens voor te moeten inspannen.

Copyright information for DutKingComments