‏ 2 Chronicles 26:17

Uzzia wordt hoogmoedig

De mens weet vaak niet om te gaan met tegenspoed en ook niet met voorspoed. Uzzia vergeet dat hij zijn voorspoed en sterkte aan de HEERE te danken heeft. Als hij sterk is geworden, wordt zijn hart hoogmoedig (2Kr 26:16). En “hoogmoed komt vóór de val” (Sp 16:18b). Hoogmoed voert tot het verderf. Uzzia meent dat hij het heiligdom kan binnengaan en zich als koning-priester kan gedragen. Gezag en macht op het terrein van het koningschap dat hem door God is gegeven, leiden tot de aanmatiging ook gezag en macht op een terrein te kunnen uitoefenen dat God hem niet heeft gegeven.

In zijn vermetelheid matigt hij zich aan dat hij reukwerk kan offeren. Dat gebeurt in het heiligdom. Hij doet dat zonder van God daartoe een aanwijzing te hebben ontvangen. Integendeel, het is in strijd met Gods inzettingen. God heeft immers bepaald dat alleen de priesters in het heiligdom mogen komen. Gods Woord zegt dat hij “tot [zijn eigen] verderf” handelt. De zonde van Uzzia is anders dan die van zijn vader en grootvader. Joas en Amazia hebben overtreden door afgoderij te plegen, waardoor zij zich als het ware van het heiligdom hebben verwijderd. Uzzia daarentegen dringt het heiligdom binnen en wordt daardoor een overtreder. Wij zijn altijd geneigd in uitersten te vervallen.

Uzzia is eerder in het heiligdom dan de priesters. Maar de priesters, onder aanvoering van Azaria, gaan hem achterna (2Kr 26:17). Ze worden “dappere mannen” genoemd. Mannen die voor Gods eer opkomen, zijn dappere mannen, zeker als ze zich opstellen tegen de machtigste man van Juda. Geen mens, hoe voornaam ook, mag zich vergrijpen aan wat God hem niet heeft geschonken.

De hoogmoed van Uzzia uit zich op het terrein van de dienst aan God. We kunnen dat vergelijken met de opstand van Korach, Dathan en Abiram (Nm 16:1-3). Uzzia plaatst zichzelf op een voetstuk. Dit gebeurt vandaag overal in de christenheid waar christenen zich een godsdienstige positie aanmatigen en een godsdienstig gedrag vertonen, terwijl er geen rekening wordt gehouden met Gods voorschriften.

Onverschrokken gaan de priesters voor koning Uzzia staan (2Kr 26:18). Ze wijzen hem op wat de HEERE heeft bepaald over het reukwerk. Hij hoort niet in het heiligdom en gebieden hem eruit weg te gaan. Dat hij daar is, bewijst dat hij ontrouw is aan de HEERE. Ze laten zich niet misleiden door alle goede dingen die Uzzia voor de HEERE heeft gedaan. Die goede dingen zijn geen excuus voor de priesters om Uzzia dan maar niet op zijn ontrouw te wijzen.

Dat is een les voor ons. Wij zijn geneigd iemand die veel goeds heeft gedaan, het kwade niet zo aan te rekenen. Het gaat er echter niet om hoe wij tegen iemand en zijn daden aankijken, maar hoe God bepaalde daden beoordeelt. Er is lof voor het goede en er is vermaning voor het verkeerde.

Copyright information for DutKingComments