2 Chronicles 28:13

Reactie op het woord van Oded

Zelden heeft het vermanende woord van een profeet zó snel en zó radicaal gehoor gevonden. Het woord van God door de profeet slaat bij vier mannen in (2Kr 28:12). Het zijn familiehoofden van Efraïm, van wie de Geest de namen vermeldt. Hij doet dat omdat wat zij doen voor de HEERE grote waarde heeft (vgl. Lk 10:30-37; Mt 25:31-40; Rm 12:20). In die goddeloze tien stammen blijken mannen te zijn die open staan voor Gods Woord. Zij behoren tot de zevenduizend in Israël “die de knieën niet gebogen hebben voor de Baäl” (1Kn 19:18). Zij keren zich tegen hen die uit het leger komen en hebben, in navolging van Oded, de moed hen aan te spreken over hun toestand tegenover God.

De vier mannen onderstrepen wat Oded heeft gezegd en vullen het aan met hun schuldbelijdenis (2Kr 28:13). Er is al veel gezondigd, er is al veel schuld en de brandende toorn is tegen Israël. Moeten ze daar nu nog meer aan toevoegen door hun broeders als gevangenen uit Juda in Samaria te brengen?

Ook de vier mannen vinden direct gehoor. De gewapende mannen gaan er niet tegenin, maar geven alle buit uit handen en geven die aan de leiders en heel de gemeente (2Kr 28:14). Ze reageren op een onverwacht instemmende manier die volkomen ongebruikelijk is voor soldaten die de buit in handen hebben. Een dergelijke overgave kan niet anders dan het werk van Gods Geest zijn. Het is een lichtpunt in de geschiedenis van de tien stammen.

De Geest werkt nog verder in de harten. Mannen, die met hun namen aangewezen zijn (2Kr 28:15) – waaronder zeker ook de vier genoemde mannen (2Kr 28:12) –, handelen als ware ‘barmhartige Samaritanen’ (Lk 10:30-35). Hun barmhartige behandeling van krijgsgevangen kunnen we gerust uniek noemen.

De naakten worden gekleed en geschoeid met kleding en schoeisel uit de buit. Ze geven hun eten en drinken. De gewonden worden met zalf behandeld (vgl. Ez 16:9). Zij die te zwak zijn om te lopen, worden “zachtjes op ezels” gezet en vervoerd. Ze gaan met opmerkelijke zachtheid met hun gevangenen om. Zo komen alle gevangenen terug bij hun broeders in Jericho. Daarna keren de ‘barmhartige Samaritanen’ terug naar Samaria.

Wij kunnen hieruit leren. Het is onze opdracht onze vijanden goed te doen en met zachtheid te behandelen in plaats van kwaad en pijn te doen. Het is onze opdracht voor hen te bidden (Mt 5:44-45) en het kwade in hen te overwinnen door het goede (Rm 12:20-21). Als we dat doen, zullen we volmaakt zijn zoals onze “hemelse Vader volmaakt is” (Mt 5:48). Een dergelijke handelwijze zal wel eens tegen ons gevoel ingaan. Het gaat echter niet om ons gevoel, maar om wat juist is in de ogen van de Heer. Als we doen wat juist is in Zijn ogen, zal ons gevoel zich daarbij aansluiten. Hij zal ons hart vullen met Zijn liefde.

Copyright information for DutKingComments