‏ 2 Chronicles 28:3

Achaz koning van Juda

Achaz volgt zijn Godvrezende vader Jotham op als koning (2Kr 28:1). Hij is dan twintig jaar oud. Hij regeert net zo lang als zijn vader, zestien jaar (2Kr 27:1), maar het contrast met zijn vader is enorm. Zoals van Jotham niets verkeerds is gezegd, zo wordt er van Achaz niets goeds gezegd. Zijn leven wordt echter niet vergeleken met dat van zijn vader Jotham, maar met dat van “zijn vader David”. Van Achaz staat niet dat hij doet wat slecht is in de ogen van de HEERE, maar dat hij niet doet wat juist is in de ogen van de HEERE. Dat heeft David wel gedaan. David is de man naar Gods hart, terwijl God in het leven van Achaz niets vindt wat een vreugde voor Zijn hart is. Bij Achaz ontbreekt het goede volledig.

Jotham “deed wat juist was in de ogen van de HEERE” (2Kr 27:2), maar Achaz gaat “in de wegen van de koningen van Israël” (2Kr 28:2). Het goede voorbeeld van zijn vader verwerpt hij. De goddeloze koningen van Israël, van wie er niet één is die goed doet in de ogen van de HEERE, zijn de voorbeelden die hem aanspreken. Dat is echter niet alles. “Bovendien”, dat wil zeggen daarbovenop, maakt hij afgoden voor de Baäls. Achaz zegt het verbond met de HEERE op. Zijn zonden stapelen zich op. Hij offert reukoffers aan de afgoden. Dat doet hij “in het dal Ben-Hinnom”. Aan de naam van het dal en de praktijken die daar plaatsvinden, is de naam Gehenna, hel, ontleend (2Kr 33:6; Mk 9:43).

Ook dient hij de Baäls op een gruwelijke wijze door zijn zonen daaraan te offeren (2Kr 28:3). Hiermee treedt Achaz volledig in de voetsporen van de heidenvolken die deze gruweldaden bedrijven. De HEERE heeft die heidenvolken voor de ogen van de Israëlieten verdreven en Zijn volk daarmee Zijn afschuw van die volken en hun praktijken getoond. Dat Achaz zich verenigt met wat God verafschuwt door hun gruweldaden te begaan, is een grote en grove belediging van de HEERE. Zijn afgoderij is zo algemeen, dat hij elke plek die hij daarvoor maar geschikt acht, tot een plaats maakt waar aan de afgoden kan worden geofferd (2Kr 28:4).

We kunnen ons verbaasd afvragen hoe het mogelijk is dat een zo Godvrezende vader een zo goddeloze zoon heeft. Daar is niet een eenvoudig antwoord op te geven. We komen het vaker tegen. David heeft opstandige zonen gehad, zoals Absalom en Adonia. Ook vandaag zijn er Godvrezende gelovigen die kinderen hebben die in opstand tegen God leven.

Soms zijn er aanwijsbare fouten in de opvoeding, mede door een gebrek aan zelfbeheersing, zoals bij David. Daar moeten we van leren. Maar soms is het niet te verklaren. Dat moeten we leren accepteren en niet menen dat we de oorzaken wel kunnen aanwijzen. Als we die gevallen kennen, is de beste reactie dat het ons tot gebed voor hen en hun ouders brengt.

Vast staat dat ieder kind een eigen verantwoordelijkheid heeft in de keuzes die het maakt. Als het kind foute keuzes maakt, mogen daarvoor niet de ouders aansprakelijk worden gesteld. Dat doet God ook niet. Ieder wordt gestraft om zijn eigen zonden, de ouders niet voor die van de kinderen en de kinderen niet voor die van de ouders (Dt 24:16).

Copyright information for DutKingComments