‏ 2 Chronicles 31:5

Een overvloed aan geheiligde gaven

Het woord van Hizkia verspreidt zich (2Kr 31:5). Hier zien we het woord aan het werk (vgl. 1Th 2:13; Hd 6:7a). Het komt terecht in de harten van de Israëlieten en daar bewerkt het bereidheid om te geven. Er worden vrijwillig “veel eerstelingen … en … de tienden van alles in overvloed” gebracht (vgl. Ex 35:21; 1Kr 29:9).

De bijdragen komen uit alle steden van Juda (2Kr 31:6). Niemand blijft achter. Alles wordt eerst geheiligd aan de HEERE, hun God, en daarna aan de priesters en de Levieten gegeven. God komt op de eerste plaats. Wat we aan anderen geven, zal alleen dienstbaar kunnen zijn, als we het eerst aan de Heer hebben gegeven en van Hem terugkrijgen om het dan door te geven.

De tienden die gebracht worden, beginnen in de derde maand, bij het Pinksterfeest, als de gersteoogst wordt binnengehaald (2Kr 31:7). In de zevende maand, de maand van het Loofhuttenfeest, het feest van de inzameling van de vruchten (Ex 23:16b), zijn ze klaar. Alles wat het veld oplevert, wordt gebracht. Het opstapelen van de gaven houdt in dat er orde in de bijdragen wordt aangebracht. Daardoor wordt chaos voorkomen en blijft het overzicht gehandhaafd. Het is ermee als met de vermenigvuldiging van de broden door de Heer Jezus. Hij brengt ook orde aan in de menigte door hen in groepen van vijftig en van honderd in het gras te laten plaatsnemen (Mk 6:39-40).

Wat hier gebeurt, geeft ons een beeld van een opwekking met zicht op de zegeningen van het land (Dt 8:8; Dt 12:6). Het spreekt ervan dat het onze taak is te zien en te laten zien wat die zegeningen zijn. Dat gebeurt als het volk van God bezig is geweest met de inzameling van de vruchten van het land, dat wil zeggen bezig is geweest met de geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten. Daar kan het hart op gericht zijn in het dagelijkse leven. Dat komt ten goede aan de priesters en de Levieten.

De priester in ons, dat wil zeggen ons priesterschap, kan pas goed functioneren als we kennis hebben van de zegeningen van het land en daarvan ook genoten hebben. Wat wij als gewone leden van Gods volk door de week zijn, vindt zijn weerklank in onze priesterdienst in de samenkomst. Het is de Israëliet in ons, als beeld van wat wij zijn in het dagelijks leven, die om zo te zeggen de priester en de Leviet in ons onderhoudt. Dat betekent dat onze priesterdienst en onze Levietendienst, dat is het brengen van offers als priester en het dienen met onze geestelijke gaven als dienaar, niet hoger kunnen zijn dan wat wij in het dagelijks leven van de Heer en Zijn zegeningen hebben gezien.

Copyright information for DutKingComments