‏ 2 Chronicles 34:4-7

Inleiding

Wat de opwekking onder Josia kenmerkt, is de grote nadruk op het Woord van God. Het wetboek, het Woord van God, wordt herontdekt. Dit brengt bij Josia een grote schok teweeg. We zien dat terug in de Reformatie, waardoor de breuk met Rome ontstaat. Ondanks de Reformatie blijft veel bestaan wat in strijd is met de Schrift. Een nadere Reformatie is nodig, want hun “werken” zijn “niet volkomen bevonden” (Op 3:2).

Josia koning van Juda

Josia wordt, als hij nog maar acht jaar oud is, koning in de plaats van zijn goddeloze vader Amon (2Kr 34:1). Het is een groot wonder dat in het huis van de goddeloze Amon een jongen als Josia opgroeit. Wel zal in de eerste jaren van zijn regering alles nog zijn gebleven in de lijn van zijn goddeloze vader, want hij is nog te jong om zelf iets te ondernemen. Toch groeit hij van jongs af op in de dingen van de HEERE.

Jong zijn én verblijven in of belangstelling hebben voor het heiligdom zijn vaker samen te vinden in de Schrift. We zien dat bijvoorbeeld ook bij Jozua, Samuel en Salomo. In Josia zien we een gevoelig hart dat onderworpen is aan het Woord en een geweten dat rekening houdt met de gedachten en de wil van God.

Josia betekent ‘ondersteund door de HEERE’ of ‘voor wie de HEERE zorgt’ of ‘door de HEERE gegeven’. Hij regeert eenendertig jaar, van 640-609 v.Chr. Dat is in de eindtijd van Juda, achthonderd jaar na Mozes en vierhonderd jaar na David. Zoals gezegd, is zijn vader, Amon, een goddeloze man geweest. Mogelijk heeft Josia zijn grootvader Manasse alleen meegemaakt in diens goede tijd en heeft dat mede zijn gezegende uitwerking in zijn leven. Timotheüs heeft naast zijn moeder ook veel te danken aan zijn grootmoeder (2Tm 1:5). Grootouders kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan de vorming van hun kleinkinderen.

Het algemene kenmerk van zijn leven is, dat hij doet wat juist is in de ogen van de HEERE (2Kr 34:2). De HEERE kijkt met welgevallen naar hem. Hier ziet Hij iemand die herinnert aan David, de man naar Zijn hart. Er wordt geen geestelijk helper genoemd, zoals eens bij Joas (2Kr 24:2). Het lijkt erop dat Josia een persoonlijke omgang met God heeft.

Een kind dat koning wordt, is niet direct een bewijs van Gods genade, maar eerder een oordeel over de trouweloosheid van het volk (Pr 10:16a; Js 3:4). Als God echter een wijs kind geeft, is dat beter “dan een oude maar dwaze koning die van geen waarschuwing meer wil weten” (Pr 4:13). Josia is zo’n wijs kind. Hij is wijs omdat hij de HEERE vreest.

Zijn wandel wordt vergeleken met die van zijn vader David, zoals dat ook van Hizkia wordt vermeld (2Kr 29:2). Hij is evenwichtig in zijn geloof en dienen van de HEERE. Hij wijkt niet af “naar rechts of naar links” (Dt 5:32). Het is altijd een groot gevaar voor ieder kind van God dat hij óf naar rechts óf naar links afwijkt.

We wijken naar rechts af als we de waarheid van Gods Woord zonder liefde toepassen; we wijken naar links af als we alleen maar over liefde praten zonder de waarheid van Gods Woord toe te passen. Het is zaak dat we een wandel hebben waarbij we niet vervallen tot enerzijds sektarische bekrompenheid, dat is afwijken naar rechts, en anderzijds vleselijke vrijheid, dat is afwijken naar links.

In het achtste jaar van zijn regering (2Kr 34:3a), hij is dan zestien jaar oud, maakt hij de persoonlijke keus om de God van zijn vader David te zoeken. De kinderjaren zijn dan voorbij. Er is groei naar volwassenheid. Op de belangrijke leeftijd van zestien jaar begint hij God te zoeken. Hij zoekt God niet als zondaar, maar als iemand die Hem bewust wil betrekken bij al zijn bezigheden.

Eerst wandelt Josia in de wegen van zijn vader David (2Kr 34:2). Nu begint hij de God van zijn vader David te zoeken. Bij jongeren is het eerst het voorbeeld dat doet wandelen, daarna wordt gezocht naar de bron van kracht voor die wandel. Het voorbeeld van David verwijst Josia naar God. Zo moet de wandel van ouderen verwijzen naar de Heer Jezus. Dan zullen jonge mensen niet de ouderen, maar Hem gaan zoeken.

In het twaalfde jaar van zijn regering (2Kr 34:3b), hij is dan twintig, begint hij opruiming te houden. Dat is waarschijnlijk eerder niet mogelijk vanwege zijn afhankelijkheid van anderen. Als hij begint met de reiniging van het land, is het wetboek nog niet gevonden. Dat wijst erop dat iemand die met de Heer leeft, het verlangen heeft dat de dingen in overeenstemming zijn met Hem. Het geweten is dan geoefend in Zijn tegenwoordigheid en voelt aan wat juist is, zonder een uitdrukkelijk woord uit Gods Woord. Wat gebeurt, is er wel helemaal mee in overstemming.

Dan geeft de Heilige Geest een verslag van de moedige daden van Josia (2Kr 34:4-7). Josia wil Jeruzalem en Juda reinigen van plekken die uiting geven aan verachting voor het centrum dat God gekozen heeft. Hij zal omgeven zijn door mensen die zijn werk niet kunnen waarderen. In elk geval krijgt hij niet veel steun. En hoewel het volk hem niet tegenstaat, is hun hart ook niet met hem. Het is een werk van individueel geloof.

De verscheidenheid aan voorwerpen die Josia vernietigt (2Kr 34:4), geeft een indruk van het arsenaal aan misleidingen dat de satan heeft om Gods volk ontrouw aan zijn God te maken. Vaak moeten ook wij uit ons leven meerdere dingen opruimen om weer plaats te bieden aan de Heer Jezus. Als één vorm van kwaad ons leven is binnengekomen, biedt dat een opening voor andere vormen van kwaad.

Josia zoekt eerst God, daarna gaat hij aan het werk. Het is belangrijk voor jonge gelovigen eerst in het verborgen de omgang met de Heer Jezus te hebben en door Hem onderwezen en opgevoed te worden. Pas als dat aanwezig is, kan er een openlijke taak worden verricht. Eerst moeten de wortels diep in het Woord van God geslagen worden, daarna komt de groei en het vrucht dragen. Dat heeft Josia nodig, want hij heeft een enorm werk te doen.

Bij Hizkia vindt deze reiniging plaats aan het einde van zijn regering als de consequentie van de innerlijke reiniging. Josia begint met de uiterlijke reiniging. Daarbij gaat hij grondiger te werk dan zijn grootvader Manasse na diens bekering, want hij verbreekt niet alleen, maar verpulvert ook. Hij vernietigt alles wat in strijd is met Gods inzetting dat er maar één altaar is, Zijn altaar, en dat er maar één huis is, Zijn huis. Dit zijn zaken die geen concurrentie dulden. Er is voor Josia geen compromis in heilige dingen.

Hij strooit de as van de afgoden over de graven van de afgodendienaars. Het is een voorbeeld dat bij iemands dood zijn werken hem in het oordeel volgen (vgl. 1Tm 5:24; vgl. Op 14:13). Het is met de dood niet afgelopen. Met het verbranden van de beenderen van de priesters op het altaar (2Kr 34:5) vervult hij de voorzegging van de man Gods uit Juda (1Kn 13:2).

De tweede fase van zijn reiniging is dat hij zelfs naar steden van de tien stammen gaat (2Kr 34:6), terwijl die stammen al zijn weggevoerd. Daar zal nog maar een handjevol mensen wonen. Het is voor hem echter ook het heilige land. Hij breekt al de wierookaltaren “in het gehele land van Israël” (2Kr 34:7) stuk. Het spreekt ervan dat hij het hele persoonlijke, dagelijkse leven reinigt.

Daarbij zien we dat, evenals bij Hizkia, elke sektarische gedachte hem vreemd is. Voor ons, nieuwtestamentische gelovigen, is de eenheid van de gemeente, het ene lichaam, het uitgangspunt van samenkomen en samenleven. Die grondslag is niet beperkt tot hen die gelijk denken, maar is voor ieder die tot de gemeente behoort. Josia heeft een boodschap voor het hele volk, niet alleen voor Juda. Wie we nog kunnen bereiken met Gods Woord, mogen we laten zien wat dat Woord over de gemeente zegt.

Josia komt niet met een boodschap die er lekker in gaat. Hij komt de altaren uitroeien! Hij komt niet met een goedkope boodschap. Hij komt hun vertellen wat in strijd is met Gods Woord. Hij vertelt hun dit alles, hoewel hij geen Bijbel bezit, want die wordt pas later gevonden. Toch kan hij hun dit alles vertellen omdat hij besef heeft van Gods heiligheid.

Copyright information for DutKingComments