2 Chronicles 6:22-23

Eerste gebed

Na de inleiding op het gebed in de voorgaande verzen horen we in de 2Kr 6:22-39 wat Salomo bidt. Het is een gebed dat uit zeven delen of zeven gebeden bestaat. In deze zeven gebeden kunnen we een onderverdeling aanbrengen. De eerste vier gebeden horen bij elkaar en de laatste drie.

De gebeden één tot en met vier hebben te maken met de verhoudingen van het volk onderling en het probleem van de zonde. Het gaat daarin om

de persoonlijke verhouding tussen twee leden van Gods volk (gebed 1),

het hele volk (gebeden 2 en 3) en

de individuele Israëliet, die zich de algehele toestand van verval persoonlijk aantrekt en met het oog daarop zichzelf beproeft (gebed 4).

De gebeden vijf tot en met zeven zijn meer naar buiten gericht en gaan meer over de volken om hen heen. Het gaat daarin om

het lot van de vreemdeling en het getuigenis dat uitgaat van de hulp die deze van de HEERE ontvangt (gebed 5),

de strijd van het volk en de steun van de HEERE die het ondervindt (gebed 6) en

het volk in ballingschap vanwege hun zonden en de terugkeer naar het land (gebed 7).

In deze gebeden neemt de belijdenis van zonde een grote plaats in. We zien dat de gebeden één tot en met vier en ook het zevende gebed betrekking hebben op zonde. Veel nood in Gods gemeente wordt door zonde veroorzaakt. Daarbij is het nog goed op te merken dat in de verschillende gebeden niet wordt gezegd: ‘Als zij om vergeving vragen’, maar: ‘Als zij hun zonden belijden, wilt U dan vergeven’ (vgl. 1Jh 1:9).

We kunnen van de gebeden leren en een toepassing maken voor de tegenwoordige tijd, de tijd dat het koninkrijk van God in verborgenheid bestaat. Tot dit koninkrijk behoren allen die zich stellen onder het gezag van Heer Jezus, Die nu de biddende Koning-Priester is bij God en daar Zijn gebeden ten behoeve van ons uitspreekt. Zijn gebeden vinden ook weerklank in Zijn gemeente, want de gemeente is in de eerste plaats een huis van gebed (1Tm 2:1; Hd 2:42; Js 56:7; Mt 21:13).

Nog een praktische opmerking. Het lezen, of liever: biddend lezen, van dit gebed duurt ongeveer vijf minuten. Dat is niet lang. De waarde en inhoud zitten dan ook niet in de lengte. Het is te wensen dat wij zo leren bidden, zo diep, zonder omhaal van woorden. Het gaat hier om een gebed in het openbaar. In de binnenkamer mogen we zolang bidden als we willen.

Het eerste gebed (2Kr 6:22-23) gaat over de zonde van de een tegenover de ander, waarbij een eed wordt gevraagd. Als iemand verdacht wordt van zonde, of als het zeker is dat iemand heeft gezondigd, maar er is geen bewijs, dan kan de ander eisen dat de verdachte een eed aflegt. De verdachte moet dan onder ede uitspreken dat hij onschuldig is. Op grond van die eed wordt hij door de rechter als het ware aan de HEERE overgeleverd. Hij roept zelfs de vloek over zich af als hij toch schuldig is (Nm 5:11-28). Die vloek kan hem treffen in een directe Godsregering. De HEERE brengt de gevolgen over de schuldige. Waar mensen niet tot duidelijkheid kunnen komen, moet God die duidelijkheid verschaffen.

Deze situatie kunnen wij ook vandaag onder Gods volk tegenkomen en wel in het geval dat er sprake is van een zonde tussen twee broeders. Hoe moeilijk kan het zijn om de waarheid aan het licht te krijgen en een juist oordeel te vellen. De vraag is vanuit welke houding de betrokkene met de zondigende broeder omgaat en hoe de gemeente ermee omgaat. Het is belangrijk ervoor te bidden dat de Heer de ware toedracht duidelijk maakt (Mt 18:15-20). De Heer maakt, als de gemeente Hem daar eenstemmig om vraagt, openbaar waar de zaak mis is en de gemeente het niet weet.

Copyright information for DutKingComments