2 Kings 4:1-7

Inleiding

Er is veel ‘dood’ in dit hoofdstuk: een leerling-profeet (2Kn 4:1); de man van de Sunamitische, in zijn afgestorven lichaam (2Kn 4:14); de zoon van de Sunamitische (2Kn 4:20); de dood in de pot (2Kn 4:40). Er is ook veel leven in dit hoofdstuk, want op de dood volgt telkens het leven. Niet de dood heeft het laatste woord, maar het leven.

Een weduwe komt bij Elisa

De geschiedenis van de olie van de weduwe en de geschiedenis van de drie koningen in het vorige hoofdstuk gaan allebei over schuldenaars. Mesa moest schatting betalen en de vrouw moet ook een schuld betalen. Het verschil is dat de koning van Moab wel kon betalen, maar niet wilde, terwijl de vrouw wel wil, maar niet kan, want ze is arm.

De vorige geschiedenis gaat over drie personen, drie koningen, te weten de koning van Israël, Joram, de koning van Juda, Josafat, en de koning van Edom. Deze geschiedenis gaat ook over drie personen, te weten een weduwe en haar beide zonen. In beide geschiedenissen is sprake van wanhoop. De koningen dreigen om te komen door gebrek aan water en doen daarom een beroep op de man Gods. Daarop verschijnt Elisa en helpt. Zo doet ook de vrouw een beroep op hem en hij komt en helpt. Beide geschiedenissen eindigen met een zoon. In de eerste wordt een zoon ter dood gebracht, in de tweede is er leven voor twee zonen.

In de eerste geschiedenis geeft de man Gods opdracht om geulen te graven, lege geulen. Daarvoor moest hard gewerkt worden. In de tweede moet de vrouw lege vaten verzamelen. Ook daarvoor moet hard gewerkt worden. In beide geschiedenissen wordt gevuld wat leeg is, maar wel met een verschillende inhoud. De geulen worden gevuld met water, de vaten worden gevuld met olie.

Water is een beeld van het Woord van God. Zo is het toegepast in het vorige hoofdstuk. Water is echter ook een symbool van de Geest van God, net als de olie. Water en olie als een beeld van de Heilige Geest zien we in de “stromen van levend water” (Jh 7:39) en in de “zalving vanwege de Heilige” (1Jh 2:20). Water en olie geven verschillende aspecten van het werk van de Geest weer. Hoe de Geest werkt, zien we bijvoorbeeld in het evangelie naar Lukas waar we mensen ontmoeten die vervuld zijn met de Geest: Johannes, Elizabeth, Zacharia, Simeon (vgl. Ef 5:18b).

Een weduwe komt met haar nood bij Elisa voor een oplossing van haar nood. Ze herinnert Elisa aan haar man als iemand die hij heeft gekend. Ze getuigt van hem dat hij hem heeft gekend als trouw en gehoorzaam aan het Woord van God. Zijn vrouw en kinderen volgden hem daarin. De man vreesde God.

Een weduwe is een hulpbehoevende (vgl. Jk 1:27a), iemand die afhankelijk is van de HEERE. De vrouw vertelt hem haar situatie. Elisa betwist het recht van de schuldeiser niet. Het gaat in de persoon van de vrouw om een gelovige die in ellendige omstandigheden verkeert. Ze is een beeld van een gelovige onder de wet. De wet voert het geestelijk leven tot slavernij.

Het gaat hier om de gerechtigheid van het vlees, de aanspraken van de wet, de slavernij van het vlees. De zonen dreigen tot slaven gemaakt te worden. In Handelingen 15 lezen we over een poging om de gelovigen aan de wet te onderwerpen en hoe de apostelen daarop reageren (Hd 15:1-31; zie ook de brief aan de Galaten). Tegenover de wet staat de vrijheid van de Geest.

De raad van Elisa

De vrouw is arm, maar ze heeft nog een beetje olie. Ze denkt dat het niets voorstelt, maar als ze dit bij de man Gods brengt, kan ze daarmee aan de eis van de schuldeiser voldoen. Door de Geest, van Hem spreekt de olie, kan de gelovige aan de eis van de wet voldoen (Rm 8:4). En de vrouw kan leven bij “wat overblijft”. Ze weet dit alles nog niet, maar we zien dat in het verloop van deze geschiedenis.

Er is nog een mooie les te trekken uit het kruikje met olie dat de vrouw bezit. Het is niet veel, maar ze brengt het naar de man Gods waardoor het beetje olie tot een grote stroom olie wordt. Zo is het ook voor ons. Als we met wat we hebben naar de Heer gaan, zal Hij het gebruiken tot onze zegen. We zien iets dergelijks bij de staf van Mozes (Ex 4:2), bij de weduwe in Zarfath (1Kn 17:12-14) en bij de jongen met de vijf broodjes en twee vissen (Mk 6:38). Zo heeft ook ieder van ons een kruikje olie. De kruik is een beeld van ons lichaam en de olie stelt de Heilige Geest voor. We hebben door de Geest Die in ons woont genoeg om aan alle aanspraken van de wet te voldoen (Rm 8:4). Door de Geest kan God geweldige dingen doen.

Elisa vraagt de medewerking van de vrouw. Wat hij vraagt, doet een beroep op haar geloof in wat de man Gods zegt. Ze gaat ervaren dat de HEERE zegen geeft als er geloof aanwezig is. De vrouw wordt aangespoord om te denken aan anderen. Eerst is ze alleen met zichzelf bezig. Nu zegt Elisa als het ware: ‘Kijk naar de nood om je heen en je vergeet jezelf.’ De Heer Jezus zegt tegen Zijn discipelen: “Slaat uw ogen op en aanschouwt de velden, want zij zijn al wit om te maaien” (Jh 4:35b). Dat hebben we hier. De vrouw begint met belangstelling te krijgen voor haar omgeving. In het uitvoeren van haar opdracht schakelt ze haar zonen in.

Om te doen wat de man Gods zegt, moet ze naar binnen gaan en de deur achter zich dichtdoen. Wie ontmoedigd is, kan gaan bidden in de binnenkamer. In het gebed kunnen de ‘buren’, in wie we bijvoorbeeld ongelovige familieleden en collega’s kunnen zien, naar binnen worden gebracht. Dat wordt een zegen voor allen voor wie we bidden. Wat de Heer in geloof geeft, zijn geen tonelen voor het publiek, maar speelt zich in geloof in de binnenkamer af (vgl. Mt 6:6). Het resultaat wordt wel gezien.

Het wonder van de olie

De vaten zijn alle verschillend geweest in grootte, vorm en gebruik. In één ding zijn ze gelijk: ze zijn allemaal leeg. Uit een leeg vat kun je niets halen, je kunt er alleen iets in doen. Dit is de manier waarop de zondaar tot God kan komen. Iedere zondaar is anders, maar als hij leeg is van zichzelf, kan God hem vullen met Zijn Geest.

Zolang er vaten bij gezet worden, blijft de olie stromen. Zo wordt ook elke vraag van Abraham met betrekking tot Sodom door de HEERE verhoord (Gn 18:23-32). Anderzijds is het ook een ernstig woord. De genade van God blijft stromen tot het laatste vat is gevuld, tot de laatste zondaar zich heeft bekeerd om aan de gemeente te worden toegevoegd. Daarna houdt het stromen op en is het niet meer mogelijk zich te bekeren.

De stroom houdt op als er geen vat meer is. We moeten veel durven vragen. Ons geschiedt naar ons geloof (Mt 9:29). Veel geloof, veel zegen. De vrouw heeft steeds genoeg olie om alle vaten mee te vullen. Als er geen vaten meer zijn, is dat het einde van de slavernij van het vlees. Het gaat niet om een grote of kleine gave, maar om het gebruik van het beetje olie dat we bezitten. Het is de Geest Die ieder van ons heeft gekregen, door Wie we in het gebed – niet ten behoeve van onszelf, maar – voor anderen kunnen bidden. Het vergeten van onszelf en denken aan anderen is een basisbeginsel van het christen zijn (Fp 2:4-5; 25-26). Mensen zijn geïnteresseerd in dingen, God is geïnteresseerd in mensen. Het geloof zal zich hierin bij God aansluiten.

De vrouw is ook een beeld van het gelovig overblijfsel van Israël in de eindtijd. Op het overblijfsel zal de Geest worden uitgestort en ook op allen die het vrederijk zullen binnengaan. Alle vlees (alle vaten) zal vervuld zijn met Gods Geest (Jl 2:28a).

De olie wordt verkocht om elders zegen te verspreiden. Met de opbrengst wordt de schuld betaald. Het overschot is voldoende voor de rest van haar leven, om daarin de vrucht van de Geest te vertonen. Als de man Gods zegt dat ze met haar zonen kan “leven van wat overblijft”, bedoelt hij het leven in de volle zin van het woord. Hij wil dat ze zich in het leven verheugt als een geschenk van God.

Voor ons betekent het een leven dat geleefd wordt in de kracht van de Geest met het oog gericht op de Heer Jezus in de heerlijkheid. Daardoor kunnen we genieten van de zegeningen die het gevolg zijn van Zijn werk op het kruis en Zijn verheerlijking in de hemel.

Copyright information for DutKingComments