2 Samuel 23
Inleiding
In dit hoofdstuk spreekt David als profeet over Christus. Dat is het verschil met 2 Samuel 22, want daar spreekt hij als koning en in beeld horen we dan ook de Heer Jezus Zelf spreken. We hebben in dit hoofdstuk twee onderwerpen. Eerst luisteren we naar de afscheidswoorden van koning David (2Sm 23:1-7). Daarna volgt een opsomming van de helden van David en hun daden, daden die hun een eervolle positie in zijn koninkrijk bezorgden (2Sm 23:8-39).De laatste woorden van David
We hebben hier de laatste woorden van David als dichter, als zanger. Hij spreekt over de toekomst als iemand die bijzonder is bevoorrecht. Meer nog spreekt hij over een Heerser Die zoveel anders is dan hij als heerser is geweest.De laatste woorden van iemand hebben altijd een bijzondere waarde voor de nabestaanden en vrienden. Laatste woorden zijn blijvende woorden. Het zijn vaak woorden die voortkomen uit een rijke ervaring van het verleden, terwijl dat verleden wordt gezien in het licht van de toekomst, de eindbestemming (2Sm 23:1a).David spreekt in 2Sm 23:1b eerst over zichzelf als persoon. Hij begint met het noemen van zijn naam, “David”, dat betekent ‘geliefde’. Hij weet zich het voorwerp van de liefde van God; hij is de man naar Gods hart. Tegelijk noemt hij zich “de zoon van Isaï”. Daarmee geeft hij aan dat hij zich zijn afkomst bewust is. Hij kent de nederigheid daarvan en vergeet dat niet. Hij is zich ook bewust van de hoge positie die hij gekregen heeft en als zodanig spreekt hij (2Sm 23:1c). Hiermee verwijst hij naar het feit dat hij door de HEERE van achter de schapen van zijn vader is genomen om herder van Zijn volk te worden. Genade heeft hem tot die hoge plaats gebracht. Hij weet dat hij “de gezalfde” is (2Sm 23:1d). Dat wijst erop dat hij niet in eigen kracht kan handelen in de positie die hij gekregen heeft, maar dat dit alleen kan door de kracht van de Heilige Geest, waaraan zalving doet denken (1Jh 2:20; 27). Tegelijk wijst hij ook hier weer op zijn eigen zwakheid door de zalving toe te schrijven aan “de God van Jakob”, dat is de God die de zwakke Jakob steeds tot steun en hulp is geweest. In de laatste regel van 2Sm 23:1 plaatst hij zichzelf in verbinding met het hele volk dat hij “Israël” noemt, dat is het volk zoals God dat naar Zijn voornemen ziet. God ziet Zijn volk als een volk van lofzang. David heeft voor die lofzangen gezorgd, dat wil zeggen dat de HEERE hem in zoveel omstandigheden heeft gebracht waardoor deze psalmen in zijn hart zijn ontstaan. David weet zich het instrument van de Heilige Geest, door Wie hij Gods woorden spreekt (2Sm 23:2). Dit vers is een van de mooiste verzen in het Oude Testament die ons iets leren over de inspiratie. Het is een spreken van de Geest door iemand. “Zijn woord is op mijn tong” wil niet zeggen dat David een algemene gedachte weergeeft, maar dat de woorden door de Geest worden ingegeven. Het zijn de woorden waarin de gedachten tot uitdrukking worden gebracht. Het benadrukt de woordelijke inspiratie van het Woord van God.In 2Sm 23:3 zien we dat God Zelf spreekt. David kan zeggen “de Geest van de HEERE heeft door mij gesproken” (2Sm 23:2) omdat, zoals in 2Sm 23:3 staat, de God van Israël eerst “tot” hem heeft gesproken. Wij kunnen alleen door de Geest woorden van God spreken, wanneer die woorden eerst tot ons zijn gekomen, wanneer we die eerst in ons hart hebben opgenomen. De woorden die God spreekt, hebben Zijn Messias als onderwerp. Het gaat bij God altijd om Zijn Zoon. In dit vers wordt de Messias duidelijk van God onderscheiden. De Messias is de Mens Die in de vreze Gods regeert. Hij regeert voor God, hoewel Hij ook Zelf God is.God spreekt als “de God van Israël”, de God van Zijn volk. Hij spreekt ook als “de rots van Israël”, de Onwankelbare. De onwankelbare God stelt Iemand op de voorgrond Die een rechtvaardige Heerser over de mensen zal zijn. Deze Heerser zal niet regeren naar de normen van mensen, maar “[in] de vreze Gods”, dat wil zeggen dat al Zijn handelingen zullen worden bestuurd door de eerbied voor God. ‘De vreze Gods’ zal Zijn persoonlijk kenmerk zijn. De Heerser van 2Sm 23:3 is niet zijn zoon Salomo. Onder de regering van Salomo is er wel een gedeeltelijke vervulling, maar de volledige vervulling gebeurt pas bij de regering van de Heer Jezus. Dan gaat Christus op als “het licht van de morgen” (2Sm 23:4). Hij is “de Zon der gerechtigheid” Die opgaat (Ml 4:2). Dat is het begin van het vrederijk. Met Zijn regering zullen de “tijden van de verkwikking komen” en de “herstelling van alle dingen” (Hd 3:19-21). Dan breekt de “morgen zonder wolken” aan. De donkere wolken van de grote verdrukking, de periode waarin het voor het gelovig overblijfsel nacht was, zijn voorgoed verdwenen. Alles zal licht zijn en gekenmerkt worden door jong en fris leven onder de machtige werking van de Geest. Het heil, of de behoudenis, en de vreugde komen uit het huis van David als de vervulling van wat God heeft beloofd. Het is de uiteindelijke behoudenis voor het hele volk. David realiseert zich dat hij niet spreekt over zichzelf en zijn eigen huis (2Sm 23:5). In dit boek 2 Samuel is maar al te duidelijk het falen van David naar voren gekomen. Tegelijk is het schitterend om te zien dat David zich vasthoudt aan het eeuwig verbond van God. Zoals God Zich heeft voorgenomen, zo zal het gebeuren. Het is nog niet zover, maar de behoudenis en de vreugde zullen komen. David spreekt zijn onwankelbare vertrouwen erin uit dat hij er persoonlijk, ”mijn”, deel aan zal hebben. Onder de regering van de Messias zullen de goddelozen worden geoordeeld (2Sm 23:6-7). Voor allen die zich niet voor God hebben gebogen, is geen plaats in de voornemens van God waarover David in de voorgaande verzen heeft gesproken.De eerste drie helden
Na de laatste woorden van David, die aangeven hoe God met hem heeft gehandeld en hoe God ook verder zal handelen, wordt onze aandacht nu nog op de helden van David gericht. Zij hebben hem gediend in de verwerving en bevestiging van het koningschap. Zij hebben pal gestaan voor het volk en het land waarover hij regeerde. David was Gods uitverkoren koning, het volk was Gods uitverkoren volk, het land was Gods uitverkoren land.De helden van David worden in directe verbinding met het voorgaande genoemd. Het zijn er zevenendertig (2Sm 23:39). Drie van hen zijn hoofden (2Sm 23:8-17), twee anderen staan daar net onder (2Sm 23:18-23). Van de overige tweeëndertig worden alleen de namen genoemd (2Sm 23:24-39). De helden hebben allerlei daden verricht. Sommige van die daden hebben lang geleden plaatsgevonden. Ze zijn echter niet vergeten. Zo vergeet God niets van wat de Zijnen voor Zijn Zoon hebben gedaan. Hij zal alles belonen tijdens de regering van de Messias. Voor de rechterstoel zullen alle daden worden vergolden, zowel de goede als de verkeerde (2Ko 5:10). Hier gaat het om de goede. Onder David en ook onder Salomo krijgen deze helden een hoge plaats. Toen David nog de verworpene was, hebben zij hem ter zijde gestaan. Zo staan wij nu aan de kant van de verworpen Christus (vgl. Lk 22:28).De drie grootste helden in de 2Sm 23:8-12 – Isboseth, Eleazar en Samma – kennen we niet uit de geschiedenis. Van hen horen we pas hier. Toch worden zij de grootste helden genoemd. Zo zal het ook voor de rechterstoel zijn. De grootste helden zullen degenen zijn die wij mogelijk helemaal niet hebben gekend, die onopvallend voor de Heer Jezus hebben gewerkt, maar met groot resultaat. Hierna komt een groep van dertig helden. [Het getal ‘dertig’ moet waarschijnlijk worden gezien als de aanduiding van een groep, omdat het om meer dan dertig helden gaat.] Van de dertig onderscheiden zich weer twee helden van wie de daden worden genoemd.De eerste held, Isboseth, heeft bij één gelegenheid achthonderd man gedood. Wat voor vijanden het waren, wordt niet vermeld. De volgende twee zijn helden die een slachting onder de Filistijnen hebben aangericht en door wie God een grote verlossing teweeg heeft gebracht. Het resultaat is dat het volk van de Filistijnen kan nemen wat zij hadden geroofd en dat een stuk land met zijn oogst behouden blijft voor het volk. De Filistijnen zijn een beeld van de naamchristenen. Ze zijn ook vandaag de aartsvijanden van Gods volk dat zich in het land bevindt. Ook vandaag kan God nog door mensen die trouw zijn aan de Heer Jezus, de ware David, over alle menselijke elementen in de dienst aan God – waarvan de Filistijnen een beeld zijn – grote verlossingen geven. Persoonlijke trouw hierin heeft een gezegende uitwerking bij het hele volk.Het gevaar is groot dat mensen het voedsel van Gods Woord van ons wegnemen. Dan is het geweldig als iemand het voedsel verdedigt. Het erfdeel en het voedsel blijven voor Gods volk bewaard.Water voor David
In deze geschiedenis wordt een bijzondere heldendaad vermeld. De vorige daden zijn gedaan met het oog op het volk. Deze heldendaad gaat helemaal alleen over het vervullen van een wens van David. Hij had dorst. Zijn verlangen naar water en dat speciaal uit de bron van Bethlehem heeft hij als een soort verzuchting uitgesproken, zonder zich daarbij tot iemand in het bijzonder te richten. Zijn dorst heeft hem herinnerd aan de put van Bethlehem. Drie helden waren zo dicht bij hem, dat ze zijn verzuchting hoorden. Als we dicht bij de Heer Jezus zijn, zal Hij niet tegen ons hoeven te roepen, maar horen we ook het zachte fluisteren van Zijn stem.Als ze met het water bij David komen, giet hij het uit. Dat is geen belediging, maar een hoge waardering. Zij hebben het met gevaar van hun leven gehaald. Dit water kon voor David geen drinkwater zijn. Hij gaf er een hogere bestemming aan door er een drankoffer voor de HEERE van te maken en het voor Hem uit te gieten.Abisaï
Na de drie belangrijkste helden wordt nog een groep van drie helden genoemd. Van deze drie worden er twee bij name genoemd. De eerste is Abisaï, die “de meest geëerde van [deze] drie”, dat wil zeggen de tweede groep van drie, wordt genoemd. Hij wordt meerdere keren in de geschiedenis van David genoemd. Van de heldendaad die hier wordt vermeld, is echter niet eerder melding gedaan. Hij blijkt eens driehonderd vijanden met zijn speer te hebben gedood.Benaja
De drie acties die Benaja heeft verricht, zijn: 1. het verslaan van twee zonen van Ariël uit Moab, 2. het doden van een leeuw in een kuil in een tijd dat er sneeuw ligt en 3. het verslaan van een Egyptenaar die hij met diens eigen wapen doodt. Benaja was dus niet voor een kleintje vervaard. Het is ook niet zo, dat hij het na één overwinning wel welletjes vond. Benaja is een man met moed en met volharding. Uit zijn wapenfeiten kunnen we belangrijke geestelijke lessen leren. Daarbij moeten we bedenken dat onze strijd niet tegen vlees en bloed is, “maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]” (Ef 6:12). De drie vijanden die Benaja verslaat en doodt, zijn een beeld van drie geestelijke vijandelijke machten waarmee wij in ons leven te maken hebben. We zullen zien dat Moab een beeld is van het vlees in de gelovige, dat de leeuw hier een beeld is van de satan en dat de Egyptenaar een beeld is van de wereld.De eerste vijand bestaat uit twee zonen van Ariël, in een andere vertaling: twee helden, afkomstig uit Moab. Moab betekent ‘van de vader’. Wie is de vader van Moab? Dat is Lot (Gn 19:36-37). Uit wat de Bijbel over Lot meedeelt, zien we wat voor soort man Lot was. Hij was een man die de wereld liefhad. Hij zag aan wat voor ogen was. Hij liet zich leiden door de begeerten van het vlees (Gn 13:10-11), dat is de oude natuur die iedere gelovige nog steeds in zich heeft. In Moab zien we dan ook een beeld van het vlees en de werken daarvan (Gl 5:19-21). In de geschiedenis van Moab worden twee kenmerken zichtbaar die voortkomen uit de begeerten van het vlees. Het ene kenmerk is gemakzucht, het andere is hoogmoed (Jr 48:11; Js 16:6). We kunnen deze twee zonen van Moab ieder een naam geven. De naam van de ene zoon is Gemakzucht en de naam van de andere zoon is Hoogmoed. Deze twee ‘helden’ zijn ook een gevaar voor ons leven als christen. Ze willen ook in ons leven hun invloed uitoefenen. Misschien is de ene ‘zoon’ een groter gevaar dan de andere. Hoe het ook zij, we moeten met hen afrekenen als we toegewijd aan de Heer willen leven. Nadat Benaja de twee mannen uit Moab heeft verslagen, gaat hij niet lekker op zijn lauweren rusten om na te genieten van zijn overwinning. Hij blijft oplettend speuren of ergens nieuw gevaar dreigt. Zodra zich dat aandient, treedt hij met onverschrokken moed en doortastend op. Wat is het geval? Er is een leeuw in een kuil terechtgekomen. Als bijzonderheid wordt vermeld dat het in de sneeuwtijd is. Benaja had kunnen denken: ‘Die leeuw zit daar goed, die vormt voor niemand meer een bedreiging; mooi laten zitten, dan gaat hij vanzelf dood.’ Maar zo zit Benaja niet in elkaar. We kunnen ons voorstellen dat hij heeft gedacht: ‘Die leeuw is misschien wel door de sneeuw uitgegleden en zo in de kuil terechtgekomen. Wat met die leeuw is gebeurd, kan ook met een mens gebeuren. Kinderen vinden het bijvoorbeeld prachtig om in de sneeuw te spelen. Stel je voor dat een van die kinderen ook uitglijdt en per ongeluk in die kuil belandt. Daar moet je toch niet aan denken.’ Benaja bedenkt zich niet, laat zich in de kuil zakken en doodt de leeuw. Hij denkt niet aan zichzelf, maar aan het gevaar dat anderen lopen. Benaja handelt naar de betekenis van zijn naam. Zijn naam betekent ‘door de HEERE gebouwd’. In zijn omgang met de HEERE heeft de HEERE hem gevormd tot een man van karakter. De kracht om de strijd met die leeuw aan te gaan heeft hij niet in zichzelf. Maar hij zegt als het ware: “Ik vermag alles door Hem Die mij kracht geeft” (Fp 4:13). Dat is niet de taal van de branieschopper, maar de taal van het geloof in de Almachtige. Voor Hem is die leeuw een kleintje. Heeft zijn koning, David, ook niet die taal gesproken toen hij zei: “Want met U ren ik door een [leger]bende, met mijn God spring ik over een muur” (Ps 18:30)? De leeuw is hier een beeld van de duivel die erop uit is om te verslinden (1Pt 5:8). Op de onmogelijkste plekken, waar wij menen dat hij geen kwaad kan doen, probeert hij slachtoffers te maken. Daarbij heeft hij een voorkeur voor kinderen. We kunnen van Benaja leren, ook al hebben we misschien geen kinderen en zijn we nog niet eens getrouwd. Het gaat erom dat we oog hebben voor de gevaren waaraan onze kinderen, die van onszelf of van onze broeders en zusters, blootstaan. Waarmee komen kinderen in aanraking op school, op straat? Het is koud in de wereld. Er ligt een dikke laag sneeuw. De sneeuw maakt de wereld aantrekkelijk en doet de kou vergeten. Het is helaas geen uitzondering dat de kou de kinderen tegemoet slaat als ze thuiskomen. Niemand die op hen wacht om iets met hen te drinken, niemand die vraagt hoe ze het hebben gehad, niemand bij wie ze hun verhaal spontaan kwijt kunnen. Ja, er is wel een ‘knuffelhoek’. De pc wordt aangezet of de smartphone wordt gepakt om ‘het net’ op te gaan en het chatten kan beginnen. Met wie? Er zijn altijd ‘aardige’ mensen, aan wie ze wél hun verhaal kwijt kunnen, die wél aandacht hebben. De sneeuw ziet er zo aantrekkelijk uit, de kou wordt vergeten, ze komen steeds dichter bij de kuil … Als je dit herkent, treed dan op als Benaja. Er staat niet bij dat er bij zijn optreden toeschouwers waren. Er staat ook niet dat hij de dode leeuw uit de kuil heeft meegenomen om die triomfantelijk als een trofee aan anderen te laten zien. Misschien heeft hij er nooit iets van aan anderen verteld. Maar God heeft het opgemerkt en laten optekenen in Zijn Woord, opdat wij ervan kunnen leren. Dit gevecht met de leeuw in de kuil, waarbij niemand aanwezig was of toekeek dan alleen de HEERE, doet denken aan het strijden in de gebeden, zoals we dat lezen van Epafras: “U groet Epafras, die [een] van u is, een slaaf van ChristusOverige helden
Van de rest van de helden horen we alleen de naam en de plaats waar ze vandaan kwamen. Enkele van deze namen zijn we ook in de geschiedenis van David tegengekomen, zoals Asahel (2Sm 23:24) en Uria (2Sm 23:39). Er wordt er niet één vergeten. Bij God zijn ze allemaal bekend en staan ook hun daden opgetekend. Zo vergeet Hij ook niets wat uit liefde voor de Heer Jezus is gedaan. De naam van Uria kan niet worden genoemd zonder terug te denken aan de zonde van David met Bathseba en de moord die hij op Uria heeft laten plegen. David heeft hem uit de weg geruimd. Daartoe heeft hij zich vanwege de trouw van Uria gedwongen gevoeld omdat hij zijn zonde wilde verbergen. Hier gedenkt God de trouw van deze trouwe strijder voor David. Uria krijgt zijn beloning in de opstanding. Opmerkelijk is dat in de rij van de helden van David de naam van Joab ontbreekt. Zijn naam ontbreekt terecht, want hij heeft zijn eigen strijd gestreden en niet die van David, hoewel zijn strijd vaak wel ten gunste van David was. Hoewel Joab niet onder de helden wordt genoemd, wordt zijn naam toch enkele keren vermeld. Er is twee keer sprake van “de broer van Joab” (2Sm 23:18; 24) en een keer van “de wapendrager van Joab” (2Sm 23:37). Het feit dat Joab zijn eigen strijd streed, heeft geen invloed gehad op zijn broers en op zijn wapendrager. Zij hebben voor David gestreden. Andersom heeft het feit dat zijn broers en zijn wapendrager voor David streden, helaas geen invloed gehad op Joab.
Copyright information for
DutKingComments