2 Samuel 23:20
Benaja
De drie acties die Benaja heeft verricht, zijn: 1. het verslaan van twee zonen van Ariël uit Moab, 2. het doden van een leeuw in een kuil in een tijd dat er sneeuw ligt en 3. het verslaan van een Egyptenaar die hij met diens eigen wapen doodt. Benaja was dus niet voor een kleintje vervaard. Het is ook niet zo, dat hij het na één overwinning wel welletjes vond. Benaja is een man met moed en met volharding. Uit zijn wapenfeiten kunnen we belangrijke geestelijke lessen leren. Daarbij moeten we bedenken dat onze strijd niet tegen vlees en bloed is, “maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]” (Ef 6:12). De drie vijanden die Benaja verslaat en doodt, zijn een beeld van drie geestelijke vijandelijke machten waarmee wij in ons leven te maken hebben. We zullen zien dat Moab een beeld is van het vlees in de gelovige, dat de leeuw hier een beeld is van de satan en dat de Egyptenaar een beeld is van de wereld.De eerste vijand bestaat uit twee zonen van Ariël, in een andere vertaling: twee helden, afkomstig uit Moab. Moab betekent ‘van de vader’. Wie is de vader van Moab? Dat is Lot (Gn 19:36-37). Uit wat de Bijbel over Lot meedeelt, zien we wat voor soort man Lot was. Hij was een man die de wereld liefhad. Hij zag aan wat voor ogen was. Hij liet zich leiden door de begeerten van het vlees (Gn 13:10-11), dat is de oude natuur die iedere gelovige nog steeds in zich heeft. In Moab zien we dan ook een beeld van het vlees en de werken daarvan (Gl 5:19-21). In de geschiedenis van Moab worden twee kenmerken zichtbaar die voortkomen uit de begeerten van het vlees. Het ene kenmerk is gemakzucht, het andere is hoogmoed (Jr 48:11; Js 16:6). We kunnen deze twee zonen van Moab ieder een naam geven. De naam van de ene zoon is Gemakzucht en de naam van de andere zoon is Hoogmoed. Deze twee ‘helden’ zijn ook een gevaar voor ons leven als christen. Ze willen ook in ons leven hun invloed uitoefenen. Misschien is de ene ‘zoon’ een groter gevaar dan de andere. Hoe het ook zij, we moeten met hen afrekenen als we toegewijd aan de Heer willen leven. Nadat Benaja de twee mannen uit Moab heeft verslagen, gaat hij niet lekker op zijn lauweren rusten om na te genieten van zijn overwinning. Hij blijft oplettend speuren of ergens nieuw gevaar dreigt. Zodra zich dat aandient, treedt hij met onverschrokken moed en doortastend op. Wat is het geval? Er is een leeuw in een kuil terechtgekomen. Als bijzonderheid wordt vermeld dat het in de sneeuwtijd is. Benaja had kunnen denken: ‘Die leeuw zit daar goed, die vormt voor niemand meer een bedreiging; mooi laten zitten, dan gaat hij vanzelf dood.’ Maar zo zit Benaja niet in elkaar. We kunnen ons voorstellen dat hij heeft gedacht: ‘Die leeuw is misschien wel door de sneeuw uitgegleden en zo in de kuil terechtgekomen. Wat met die leeuw is gebeurd, kan ook met een mens gebeuren. Kinderen vinden het bijvoorbeeld prachtig om in de sneeuw te spelen. Stel je voor dat een van die kinderen ook uitglijdt en per ongeluk in die kuil belandt. Daar moet je toch niet aan denken.’ Benaja bedenkt zich niet, laat zich in de kuil zakken en doodt de leeuw. Hij denkt niet aan zichzelf, maar aan het gevaar dat anderen lopen. Benaja handelt naar de betekenis van zijn naam. Zijn naam betekent ‘door de HEERE gebouwd’. In zijn omgang met de HEERE heeft de HEERE hem gevormd tot een man van karakter. De kracht om de strijd met die leeuw aan te gaan heeft hij niet in zichzelf. Maar hij zegt als het ware: “Ik vermag alles door Hem Die mij kracht geeft” (Fp 4:13). Dat is niet de taal van de branieschopper, maar de taal van het geloof in de Almachtige. Voor Hem is die leeuw een kleintje. Heeft zijn koning, David, ook niet die taal gesproken toen hij zei: “Want met U ren ik door een [leger]bende, met mijn God spring ik over een muur” (Ps 18:30)? De leeuw is hier een beeld van de duivel die erop uit is om te verslinden (1Pt 5:8). Op de onmogelijkste plekken, waar wij menen dat hij geen kwaad kan doen, probeert hij slachtoffers te maken. Daarbij heeft hij een voorkeur voor kinderen. We kunnen van Benaja leren, ook al hebben we misschien geen kinderen en zijn we nog niet eens getrouwd. Het gaat erom dat we oog hebben voor de gevaren waaraan onze kinderen, die van onszelf of van onze broeders en zusters, blootstaan. Waarmee komen kinderen in aanraking op school, op straat? Het is koud in de wereld. Er ligt een dikke laag sneeuw. De sneeuw maakt de wereld aantrekkelijk en doet de kou vergeten. Het is helaas geen uitzondering dat de kou de kinderen tegemoet slaat als ze thuiskomen. Niemand die op hen wacht om iets met hen te drinken, niemand die vraagt hoe ze het hebben gehad, niemand bij wie ze hun verhaal spontaan kwijt kunnen. Ja, er is wel een ‘knuffelhoek’. De pc wordt aangezet of de smartphone wordt gepakt om ‘het net’ op te gaan en het chatten kan beginnen. Met wie? Er zijn altijd ‘aardige’ mensen, aan wie ze wél hun verhaal kwijt kunnen, die wél aandacht hebben. De sneeuw ziet er zo aantrekkelijk uit, de kou wordt vergeten, ze komen steeds dichter bij de kuil … Als je dit herkent, treed dan op als Benaja. Er staat niet bij dat er bij zijn optreden toeschouwers waren. Er staat ook niet dat hij de dode leeuw uit de kuil heeft meegenomen om die triomfantelijk als een trofee aan anderen te laten zien. Misschien heeft hij er nooit iets van aan anderen verteld. Maar God heeft het opgemerkt en laten optekenen in Zijn Woord, opdat wij ervan kunnen leren. Dit gevecht met de leeuw in de kuil, waarbij niemand aanwezig was of toekeek dan alleen de HEERE, doet denken aan het strijden in de gebeden, zoals we dat lezen van Epafras: “U groet Epafras, die [een] van u is, een slaaf van Christus
Copyright information for
DutKingComments