‏ 2 Samuel 24:13-14

De straf voor de zonde

Direct nadat David de uitslag van de telling heeft, krijgt hij wroeging en belijdt zijn zonde. Het bonzen van zijn hart wil zeggen dat zijn geweten spreekt. Hij zegt dat hij “zwaar gezondigd” heeft. Het is voor een leider van Gods volk een zware zonde om op iets of iemand anders te vertrouwen dan op God alleen. Als wij gaan rekenen of wij wel alle middelen hebben om goed te kunnen functioneren, zowel stoffelijk als geestelijk, en ons daardoor onafhankelijk van God opstellen, zijn wij op dezelfde manier bezig.

De belijdenis van zijn zonde betekent niet dat God zijn zonde niet meer straft. Zijn zonde wordt een oorzaak van grote nood voor het hele volk. Als David zijn zonde voor de HEERE heeft beleden, stuurt de HEERE Zijn profeet naar hem toe. De profeet Gad moet niet naar hem toe om hem zijn zonde bekend te maken. Hij hoeft hem ook niet te vertellen dat zijn zonde vergeven is. Wat Gad moet doen, is David zeggen hoe God handelen wil. Hij houdt David drie straffen voor waaruit hij mag kiezen.

De profeet zegt erbij: “Overweeg [dit] en zie wat voor antwoord ik Hem Die mij gezonden heeft, moet brengen.” Dit is een belangrijk woord. Bij het nemen van beslissingen is altijd belangrijk dat we tijd nemen en tijd aan anderen geven om in de tegenwoordigheid van God te overwegen wat gedaan moet worden, zeker als een beslissing ook gevolgen voor anderen heeft.

Uit de overweging blijkt dat Davids hart weer op God vertrouwt. Uit de keus die hij maakt, blijkt dat hij de man van geloof is die we kennen. Hij valt liever in de hand van de HEERE dan in die van mensen. David weet wat in de mens is. Daarom vreest hij in diens hand te vallen. Dat geldt niet alleen bij het vluchten voor de vijand. Het kan ook gelden voor de hongersnood, want die zou ook kunnen komen door invallen van de vijanden. Daartegenover kent hij de barmhartigheid van de HEERE. Daar kiest hij voor, zonder zich voor een van de drie straffen uit te spreken. Hij laat daarmee de keus aan de HEERE over.

De straf moet beantwoorden aan de zonde. David was trots op het grote aantal van zijn volk. Daarom moet het oordeel, waarmee hij voor die zonde gekastijd wordt, van dien aard zijn, dat hun aantal vermindert. Het is rechtvaardigheid van God om van ons weg te nemen wat onze hoogmoed stimuleert. Door de pest sterven veel mensen (2Sm 24:15).

Het is immers ook de zonde van het volk waardoor de toorn van de HEERE is ontstoken en waardoor David tot zijn zonde is gekomen. Door de pest nemen zowel het aantal inwoners als de oorlogskracht die hij heeft willen weten, af. Wat blijft er van een volk over als God Zijn hand daartegen uitstrekt om er verderf aan te richten? Wat blijft er van de grote getallen van gemeenten over als God Zijn hand er in oordeel tegen uitstrekt?

Copyright information for DutKingComments