Acts 1:3
Inleiding
VoorafHet boek Handelingen beschrijft het ontstaan en de vorming van de gemeente, Gods hemelse volk. Dat de gemeente kon ontstaan en worden gevormd, is het indrukwekkende resultaat van het werk van de Heer Jezus, zoals dat in de evangeliën wordt beschreven. Het ontstaan en de vorming gebeuren, doordat God de Heilige Geest in de gemeente komt wonen. Door Bileam is eens, onder de machtige werking van Gods Geest, uitgeroepen: “Zie, dat volk woont afgezonderd, onder de heidenvolken rekent het zich niet” (Nm 23:9b). Zijn uitroep betrof Gods aardse volk, Israël. Zoals vroeger Israël door God apart was gezet van alle volken als een volk voor Zichzelf, zo is dat nu met de gemeente. God heeft een volk genomen uit de volken voor Zichzelf, voor Zijn Naam (Hd 15:14). De gemeente bestaat uit allen die zich tot God hebben bekeerd onder belijdenis van en met berouw over hun zonden. Zij hebben met hun hart in het geloof de Heer Jezus als Verlosser aangenomen en erkennen Hem in de praktijk van hun leven als Heer (Rm 10:8-10). Dat volk is een hemels volk, verbonden met een Heer in de hemel en een toekomst in het Vaderhuis. In Handelingen zien we hoe dit volk van God zich steeds duidelijker aftekent in een wereld waar dit volk zich wel bevindt, maar waar het geen deel van uitmaakt en niet thuishoort (Jh 17:16). De geschiedenis van dit volk wordt in dit bijbelboek door de Heilige Geest bepaald. Daarom kan de oproep, zoals die vroeger van de top van de rotsen over Israël klonk, nu onveranderd vanuit de hoge, waar de Heer Jezus nu is, voor de gemeente klinken: ‘Zie, dat volk.’ Als we het onderwijs van dit boek in ons opnemen, zullen we daarmee van harte instemmen. Ger de Koning Middelburg, december 2009 – nieuwe versie 2021Inleiding op HandelingenHet boek Handelingen is globaal in te delen naar de dienst van de twee hoofdpersonen van wie de dienst in dit boek wordt beschreven. Zij zijn de bijzondere werktuigen van de Heilige Geest. Voorafgaand aan die beschrijving vinden we het uitgangspunt voor die dienst: de opgestane en in de hemel verheerlijkte Heer.1. De opgestane en verheerlijkte Heer (Handelingen 1); 2. De dienst van Petrus voor Joden en Samaritanen (Handelingen 2-12); 3. De dienst van Paulus voor de volken (Handelingen 13-28).Het boek Handelingen is de overgang tussen de evangeliën en de brieven. We zouden dit boek het boek Exodus van het Nieuwe Testament kunnen noemen – de evangeliën zijn dan op te vatten als Genesis, het begin. We lezen in Handelingen evenals in Exodus over een volk dat door God van een slavenjuk wordt bevrijd. God bevrijdt een volk uit de wereld om Zijn volk te zijn en ontdoet het van het juk van de wet (Jood) en het juk van de zonde (heiden en Jood). Evenals in Exodus is in Handelingen Gods doel met de bevrijding van dit volk om te midden ervan te wonen. God komt in de Heilige Geest in de gemeente – de naam van Gods volk in het Nieuwe Testament – wonen. God kan alleen bij een verlost volk wonen. God woonde niet bij Adam of bij Abraham, maar wel bij Israël nadat het volk uit Egypte was bevrijd. God de Heilige Geest kon pas op aarde komen om in de gemeente te wonen, nadat de Heer Jezus het verlossingswerk had volbracht en naar de hemel was teruggekeerd (Jh 7:39). Het nieuwe startpunt van Gods handelen is de opgestane en verheerlijkte Mens Christus. De Heilige Geest heeft op aarde gewerkt sinds de grondlegging van de wereld. Zo zweefde Hij boven het water (Gn 1:2) en inspireerde Hij de profeten (2Pt 1:21). Door Hem deed God alles op aarde en in de hemel. Maar, zoals gezegd, Hij kon pas op aarde komen wonen, nadat de Heer Jezus verheerlijkt was. Hij woont nu in de gemeente als geheel (1Ko 3:16) en in ieder die gelooft individueel (Ef 1:13; 1Ko 6:19). Lukas, de schrijver van dit boek, vertelt in het door hem geschreven evangelie naar Lukas over de geboorte, het leven, het sterven en de hemelvaart van de Grondlegger van de gemeente. In Handelingen vertelt hij over de geboorte en het eerste leven van de gemeente. Hij vertelt over het ontstaan van plaatselijke gemeenten en wat voor soort gemeenten het zijn. Daardoor begrijpen we de brieven beter die aan sommige van die gemeenten zijn geschreven. Dat zijn de brieven die we na het boek Handelingen in het Nieuwe Testament hebben. Het boek laat de ontwikkeling en uitbreiding zien van een kleine Joodse beweging naar een wereldwijde geloofsgemeenschap. Daarbij worden om zo te zeggen van de nieuwtestamentische gemeente de Joodse grafdoeken afgedaan en wordt haar bijzondere karakter als gemeenschap, waarin Jood en heiden één lichaam in Christus zijn, bevestigd. Het is goed om te zien dat Lukas Handelingen begint met de gebeurtenis waarmee hij zijn evangelie eindigt: de hemelvaart van de Heer Jezus (Lk 24:49-51; Hd 1:8-9). Handelingen sluit niet naadloos op het evangelie naar Lukas aan, maar er is wel een overlapping. Lukas stelt aan het einde van zijn evangelie de Heer Jezus voor als de verheerlijkte Mens Die de hemel binnengaat als de bekroning van Zijn dienst en Zijn volbrachte werk aan het kruis. Lukas start zijn boek Handelingen met het opvaren van de Heer Jezus naar de hemel en het daar plaatsnemen als de verheerlijkte Mens. De positie die de Heer Jezus daar inneemt, is het uitgangspunt van het werk van Gods Geest op aarde. Alle gevolgen daarvan worden in dit boek ontvouwd, te beginnen met het zenden van de Heilige Geest waardoor de vorming van de gemeente direct een feit is.In alle handelingen die in dit boek worden beschreven, zien we Christus vanuit de heerlijkheid handelen. We zien bijvoorbeeld dat Hij vanuit de hemel de twaalfde apostel aanwijst, dat Hij de Heilige Geest zendt, dat Hij aan de gemeente toevoegt, dat door Zijn Naam genezing en bevrijding gebeuren. In Exodus leidt God, onder het doen van tekenen en wonderen, Zijn aardse volk uit Egypte om in de periode van het Oude Testament Zijn volk te zijn. Op dezelfde wijze wordt Gods hemelse volk in de periode van het Nieuwe Testament uit de wereld geleid onder het doen van tekenen en wonderen om Zijn volk te zijn. Het boek handelt over de wonderbare werken van God in de nieuwe schepping. Hij wil dat daarvan getuigenis wordt gegeven in de oude schepping door een Getuige Die niemand minder is dan Zijn eigen Geest. Het boek begint in Jeruzalem en eindigt in Rome. Daar is de man, die het uitverkoren werktuig van de Geest is om het getuigenis van de verheerlijkte Mens in de hemel in de wereld af te leggen, in gevangenschap. Dat brengt ons bij nog een ander aspect van dit indrukwekkende boek. Lukas geeft ons in dit boek een zorgvuldige beschrijving van de geschiedenis van het ontstaan van het christendom. In het laatste hoofdstuk lezen we over de situatie die in de loop van de jaren is ontstaan, namelijk dat het christendom een ‘sekte’ genoemd wordt, die ‘overal wordt tegengesproken’ (Hd 28:22). Daarom kunnen we dit boek dat Lukas heeft geschreven ook zien als een verdediging van het christendom. In die zin heeft het ook grote praktische betekenis voor ieder die ervan overtuigd is of wil worden dat de waarheid van God en Zijn Zoon alleen in het christendom te vinden is.Terugblik
“Het eerste boek” dat Lukas heeft “gemaakt”, is zijn evangelie dat hij, net als dit boek Handelingen, heeft geschreven aan een zekere “Theófilus” (Hd 1:1; Lk 1:3). De inhoud van zijn evangelie betreft alles wat de Heer Jezus zowel gedaan als geleerd heeft toen Hij lichamelijk op aarde was. Lukas spreekt in dit verband over wat de Heer “is begonnen” te doen en te leren. Dat betekent dat Hij daar nog steeds mee doorgaat, ook al is Hij nu niet meer lichamelijk zichtbaar en tastbaar aanwezig. Het werk is nog niet klaar. Dat zien we in dit boek, waarin wordt beschreven hoe Hij op machtige wijze vanuit de hemel door Zijn Geest op aarde werkt. Dat doet Hij nog steeds, vandaag ook door ons. Lukas heeft in zijn evangelie beschreven wat de Heer begonnen is “zowel te doen als te leren”. Doen en leren horen bij elkaar. Bij Hem staat ‘doen’ voorop. Hij was de levendige belichaming van wat Hij leerde. Hij deed Zelf wat Hij aan anderen leerde. Zijn daden waren niet anders dan Zijn woorden. Wij zeggen vaak meer dan we in de praktijk laten zien. Onze woorden gaan vaak verder dan onze daden. Een heilig leven geeft enorme kracht aan wat we prediken. Lukas heeft in zijn evangelie het leven van de Heer op aarde beschreven tot de dag van Zijn hemelvaart. In dit eerste hoofdstuk van Handelingen beschrijft hij die hemelvaart nog een keer omdat het voor dit boek het uitgangspunt is. De hemelvaart van de Heer is bepalend voor alles wat er verder op aarde door en voor Hem gebeurt. Het belang van Zijn opname blijkt ook uit het feit dat het woord ‘opgenomen’ vier keer in dit hoofdstuk voorkomt (Hd 1:2; 9; 11; 22). Lukas wijst er nog op dat de Heer Jezus na Zijn opstanding, net zoals tijdens Zijn leven tot en met Zijn dood, alles deed “door [de] Heilige Geest” (Hd 10:38; Hb 9:14). Het herinnert ons eraan dat ook wij de Heilige Geest na onze opstanding evenals ervoor zullen bezitten (Jh 14:16). Door de Heilige Geest heeft Hij aan de apostelen die door Hem waren uitverkoren toen Hij door Israël begon te trekken (Lk 6:13), Zijn opdrachten gegeven. Om hen in die opdracht te bemoedigen heeft Hij Zich levend aan hen vertoond nadat Hij geleden had. Zijn discipelen hadden die bemoediging nodig omdat zij terneergeslagen waren door wat er met Hem was gebeurd. Ze hadden geloofd dat Hij de Messias was Die Zijn beloofde rijk zou oprichten. Maar in plaats van te gaan regeren moest Hij lijden en is Hij gestorven. Zij dachten dat alles voorbij was, maar Hij heeft Zich levend aan hen en ook aan veel anderen vertoond (1Ko 15:3-8). Daarbij heeft Hij ook nog “vele duidelijke bewijzen” gegeven dat Hij het echt was. Hij verscheen bij allerlei gelegenheden en heeft ook in woorden en daden laten horen en zien dat Hij dezelfde Heer was Die dood was geweest, maar nu leefde. We lezen in de evangeliën hoe Hij Zich aan de Emmaüsgangers bekendmaakte, hoe Hij verschillende keren aan Zijn discipelen is verschenen, hoe Hij Petrus herstelde in een dienst voor Hem, hoe Hij Maria Magdalena troostte. Het is ook onze roeping ons ‘levend’ te tonen. Dat betekent voor ons dat wij Christus laten zien in ons leven. Het gaat erom dat wij leven voor God, dat wij daarbij zichtbaar zijn voor de mensen en dat wij niet lijken op de doden (Ef 5:14). De periode waarin de Heer Zich aan Zijn discipelen toonde, bedroeg “veertig dagen”. Het getal veertig is het getal van beproeving. Israël bijvoorbeeld was veertig jaar in de woestijn en de Heer Jezus werd veertig dagen verzocht in de woestijn. Tijdens die veertig dagen heeft de Heer met hen gesproken over “de dingen die het koninkrijk van God betreffen”. Het koninkrijk van God is het koninkrijk waarover God regeert door Zijn Zoon. Dat koninkrijk is in het Oude Testament beloofd, maar toen het koninkrijk kwam in de Persoon van Zijn Koning, is Hij verworpen. Daarmee is het koninkrijk wat zijn openlijke verschijningsvorm op aarde betreft, uitgesteld. Totdat het op aarde zal worden gevestigd, neemt het een verborgen vorm aan. Daarover heeft de Heer onderwijs gegeven door middel van de gelijkenissen in Mattheüs 13. Het koninkrijk van God wordt sinds de hemelvaart van Christus gevestigd in de harten van mensen die Hem als hun Heer erkennen. Zijn regering over hun leven wordt zichtbaar als zij zich door de Heilige Geest laten leiden. In zulke levens worden “rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in [de] Heilige Geest” zichtbaar (Rm 14:17b).
Copyright information for
DutKingComments