‏ Acts 14:13-16

Prediking van Paulus in Lystra

In het licht van hun verkeerde kijk op de dingen leggen de menigten verkeerd uit wat er gebeurt. Zij leven bij het geloof van het neerdalen van goden. Er is in Lystra geen intellectuele afgodendienst, maar een primitieve afgodendienst. Ze geven Barnabas en Saulus direct de namen van hun belangrijkste afgoden, want voor hen is duidelijk dat deze afgoden in mensengedaante onder hen verschenen zijn. Ze noemen Paulus Hermes, want Hermes was de boodschapper van Zeus. Barnabas is de zwijgende en hem vereren ze daarom als Zeus, de hoofdgod. Omdat Paulus spreekt, geven ze hem de plaats van boodschapper.

De tempel van Zeus staat vóór de stad als een vooruitgeschoven post om de stad te beschermen. Die tempel heeft een priester die rap met stieren aankomt om ze aan deze ‘goden’ te offeren. Omdat alles in het Lycaónisch gebeurt, hebben Paulus en Barnabas eerst niet in de gaten wat er aan de hand is. Zodra hun de bedoeling duidelijk is, komen ze in verweer. Ze verwerpen direct en radicaal het eerbetoon dat deze mensen hun willen brengen.

Deze hele beweging is een reusachtig gevaar voor het christelijk geloof, groter dan welke tegenstand ook. Zo laten talloze mensen zich de eerbetuigingen van mensen welgevallen. Herodes is daarvoor door God gestraft met een vreselijke dood (Hd 12:23).

Paulus en Barnabas willen van geen eerbetoon aan hun adres weten. Om boven het tumult uit te komen moeten ze schreeuwen. Ze schreeuwen de menigten de vraag toe waarom ze dit doen, want het is volkomen verwerpelijk omdat zij ook slechts schepselen zijn (Hd 10:26; Op 19:10). De situatie is dringend en zij moeten hen snel tot andere gedachten zien te brengen.

Ze nemen de gelegenheid te baat hun het evangelie te verkondigen. Bij deze gelegenheid haalt Paulus niets aan uit het Oude Testament, wat hij wel doet als hij tot Joden spreekt. Hier spreekt hij echter tot primitieve heidenen. Daarom begint hij met de Schepper en de schepping, een thema dat de heidenen zeer interesseert. Voor ons zit hierin de les dat het altijd goed is te bedenken wie we voor ons hebben en in de prediking daarop aan te sluiten. Paulus vertelt verder dat God na de schepping de volken op hun eigen wegen heeft laten gaan. Dat dit het gevolg is van de zondeval, daarover spreekt hij niet.

Hij spreekt ook niet over de uitverkiezing van een volk voor Zijn Naam uit al die volken. Hij spreekt er wel over dat God, hoewel Hij de volken op hun eigen wegen heeft laten gaan, toch voor hen heeft gezorgd. Zijn zorg voor hen is tot uiting gekomen – en komt nog steeds tot uiting – door uit de hemel regen en vruchtbare tijden te geven. “Uit de hemel” wil zeggen uit Gods tegenwoordigheid. Elke oogst is een bewijs van Zijn goedheid. Ook heeft Hij hun harten gevuld met voedsel, dat wil zeggen met voldoening over goede resultaten van verrichte inspanningen, waarmee ook vreugde gepaard gaat.

Er zijn tal van aardse zegeningen die ook de harten van ongelovigen vervullen met vreugde. Ook ongelovigen kennen de voldoening en de vreugde van een goed huwelijk en goede gezinsverhoudingen, van gezondheid en plezierig werk. De vreugde die God in de natuurlijke betrekkingen geeft, is een getuigenis van Zijn goedheid tegenover de mensen in het algemeen. Het is een geschenk van Hem. God is de Onderhouder van alle mensen (1Tm 4:10; Ps 104:27-28). Diezelfde God komt nu ook nog eens het evangelie van de behoudenis door Jezus Christus bekendmaken.

Na dit zo gezegd te hebben, zien de mensen van Lystra ervan af aan de apostelen te offeren. Het lijkt erop dat het gevaar van een duivelse verering is bezworen. Maar andere gevaren dienen zich aan.

Copyright information for DutKingComments