‏ Acts 26:1-2

Begin van Paulus’ verdediging

Na de inleiding door Festus neemt Agrippa de leiding van de zitting over. Hij geeft Paulus het woord. Als een begroeting strekt Paulus zijn geboeide hand uit. Bij andere gelegenheden waar hij het woord ging voeren, strekte hij zijn hand ook uit, maar daar was het om stilte te krijgen (Hd 13:16; Hd 21:40; vgl. Hd 19:33). Dan begint hij aan zijn verdediging.

In deze verdediging vertelt hij wat er met hem is gebeurd. Hij gaat hier uitvoerig spreken over zijn ontmoeting met de Heer Jezus. Tegenover Festus en ook Felix heeft hij dat beknopter gedaan, maar hier staat hij voor iemand die alle gebruiken en twistvragen van de Joden kent. Voor dat feit spreekt hij zijn erkentelijkheid uit.

Dit is geen vleierij, maar een terechte constatering. Agrippa zal begrijpen wat hij zegt, het zal zelfs zijn geweten enigszins aanspreken. Bovendien is Agrippa hem gunstig gezind. Het is voor iedereen die iets te vertellen heeft aangenaam dat zijn gehoor hem in elk geval begrijpt.

Paulus spreekt uit Naam van God. Terwijl hij de positie van de groten van de aarde respecteert, zien we dat hij moreel ver boven hen staat. De ruim twee jaren gevangenschap hebben zijn hart of geloof niet kunnen neerdrukken. Hij getuigt met kracht van wat de Heer met hem heeft gedaan, al heeft het niet de door hem vurig gewenste uitwerking op Agrippa en Festus. En er zijn nog meer aanwezigen. Misschien dat het op iemand van hen indruk heeft gemaakt. De eeuwigheid zal het openbaren.

Paulus herhaalt zijn bekeringsgeschiedenis niet zomaar. Elk van de beide keren dat hij deze geschiedenis vertelt, is dat met het oog op het publiek dat hij voor zich heeft. In Handelingen 22 staat hij voor de Joden (Hd 21:40; Hd 22:1-2). Hier staat hij voor een kenner van het Jodendom, van wie hij verderop zelfs zegt dat deze de profeten gelooft (Hd 26:27). Uit alles wat we van Agrippa lezen, blijkt dat het geloof voor hem slechts een uiterlijke zaak is.

Copyright information for DutKingComments