Amos 6:10

De huizen ontruimd

We zien een beeld van totale verlatenheid en wanhoop. Er zijn zoveel doden (vgl. Am 8:3), dat begraven onbegonnen werk is, laat staan dat er sprake kan zijn van een fatsoenlijke begrafenis. Dan moeten de lijken maar verbrand worden. Ze kunnen niet in het huis blijven. Een huis is om in te leven, het is geen graf. Een familielid houdt zich daarmee bezig, of de lijkverbrander.

Als er een geluid uit het huis komt van iemand die nog in leven blijkt te zijn, is dat een eenzame, iemand die zich verstopt heeft om aan de dood te ontkomen. Die moet zwijgen, bang als men is dat bij verder praten de Naam van de HEERE zal vallen. Achter deze angst lijkt de heidense vrees schuil te gaan dat het noemen van de Naam van de HEERE de aandacht van God op hem zou vestigen, om hem alsnog door de vijand om te laten brengen. Alsof God niet volmaakt kennis zou hebben van wat er zich afspeelt en iemand aan Zijn aandacht zou kunnen ontsnappen.

Een roepen tot God in de onbeschrijflijke nood komt niet bij hen op. Dat zou trouwens ook nutteloos zijn, want het oordeel staat vast. Daarbij komt, dat God voor hen is geworden tot wat ze van Hem hebben gemaakt: een afgod die angst inboezemt.

Copyright information for DutKingComments