‏ Amos 7:9-15

Het oordeel voltrokken

Met “de [offer]hoogten van Izak” wordt verwezen naar Berseba, waar de HEERE aan Izak is verschenen en waar hij een altaar heeft gebouwd en de Naam van de HEERE heeft aangeroepen (Gn 26:23-25). Het is een plaats geworden waar het volk ook heen gaat voor het vervullen van zijn godsdienstige verplichtingen (Am 5:5).

In dit oordeel vinden we weer een verwijzing naar het optreden van de Assyriërs, ditmaal onder koning Salmaneser (2Kn 17:1-6). Het oordeel over “het huis van Jerobeam” is voltrokken aan de zoon van Jerobeam, Zacharia, die zes maanden heeft geregeerd en toen is vermoord (2Kn 15:10). Na Zacharia hebben nog vijf koningen geregeerd over Israël, samen eenenveertig jaar. Onder de laatste van deze vijf, koning Hosea, is het volk weggevoerd door de Assyriërs. Dat gebeurde in 722 v.Chr. (2Kn 17:6).

Het verzet van Amazia

Het gedeelte van de Am 7:10-17 vormt een tussenzin, die aansluit op de eerste drie visioenen. De geschiedenis met Amazia bewijst dat het volk volhardt in het volgen van het kwaad en zich door niets daarvan laat afbrengen, ook niet door de boodschap van Amos. Daarom kan het oordeel niet meer afgewend worden.

Terwijl Amos voor het volk voorbede doet, beschuldigt een valse priester hem van samenzwering. Deze valse priester, Amazia, wordt “de priester van Bethel” genoemd en niet ‘de priester van de HEERE’. Amazia zal wel de opper- of hogepriester zijn geweest. De valse beschuldiging die hij uitspreekt, is de eerste reactie op Amos’ prediking die wij vernemen. Die reactie komt van een godsdienstige leider. Godsdienstige leiders voelen zich altijd in hun vermeende geestelijke rechten aangetast als er een echte dienaar van God komt. Ze weten zich ontmaskerd als mensen die zich een positie aanmatigen die hun voordeel oplevert en die ze daarom niet willen prijsgeven.

Zo gaat het met iedere prediker die waarheden verkondigt waardoor menselijke godsdienstige instellingen worden veroordeeld. Het is net als in de dagen van de Heer Jezus, toen ook de tegenstand kwam van de godsdienstige leiders (Lk 23:2; vgl. Hd 6:13). Een godsdienst die zonder enige vrees voor God door de politiek van de mens is georganiseerd, kan het getuigenis van de waarheid niet verdragen.

Amazia verzet zich tegen Gods werk. Daarvoor bedient hij zich van een valse beschuldiging. Valse beschuldigingen zijn altijd door de duivel gebruikt om Gods werk te ondermijnen (Jr 37:14-15).

Het woord “toen” waarmee Am 7:10 begint, lijkt erop te wijzen dat Amazia op de hoogte is geweest of gebracht van alles wat Amos heeft gezegd, en dat Am 7:9 de maat voor hem vol maakt. Het is zelfs waarschijnlijk dat Amos zijn visioen heeft uitgesproken, want Amazia haalt aan wat in Am 7:9 staat. Daarmee geeft hij dan onbedoeld getuigenis van de woorden van de profeet.

Nadat Amos het definitieve oordeel heeft uitgesproken, kan Amazia het niet langer aanhoren. Hij onderneemt twee acties, één naar koning Jerobeam en één naar Amos. Naar koning Jerobeam toe verdraait hij de woorden van Amos. Amos heeft gesproken over “het huis van Jerobeam” (Am 7:9). Amazia maakt daarvan ‘Jerobeam’ in persoon.

Als de eigen, vaak aangematigde, positie in gevaar komt, zullen mensen die dikwijls verdedigen, niet alleen met valse beschuldigingen, maar ook met het aanhalen van halve waarheden of het verdraaien van woorden. In zulke gevallen zien we dat altijd selectief te werk wordt gegaan. Over de voorbede van Amos rept Amazia bijvoorbeeld met geen woord.

Wat betreft het gaan in ballingschap haalt Amazia de woorden van Amos correct aan. Zo heeft Amos het ook gezegd (Am 5:27).

“Het land zal aan al zijn woorden geen weerstand kunnen bieden”, wil zeggen dat de rust van het land verstoord wordt door wat Amos zegt. Hiermee getuigt hij onbewust van de kracht van de woorden van Amos, die in werkelijkheid de woorden van God zijn.

Uitgewezen

Dan volgt de actie naar Amos. Amazia zal Amos “ziener” (vgl. Js 30:10; Mi 3:7) noemen vanwege zijn visioenen en de aangekondigde oordelen. Het is mogelijk dat hij dit woord in spottende zin gebruikt omdat hij geen enkel geloof hecht aan diens woorden. Amazia zegt tegen Amos dat hij maar naar Juda moet gaan, waar hij ongestoord met profeteren zijn boterham kan verdienen. Alsof met het verwijderen van de boodschapper ook de boodschap niet meer geldt. Alsof met de dood van een dokter die heeft gezegd dat je aan een ernstige ziekte lijdt, de ziekte ongedaan wordt gemaakt.

Uit de oproep van Amazia blijkt ook dat hij vergeet, of er geen oog voor heeft, dat God geen landsgrenzen kent als het gaat om Zijn volk. Zo zijn er ook geen ‘wijkgemeenten’ waar bepaalde voorgangers het voor het zeggen hebben en ware dienaren van God worden buitengesloten – hoewel God ieder van Zijn dienaren een eigen gebied geeft (2Ko 10:13-18). Niemand mag spreken over ‘mijn gemeente’ dan alleen de Heer Jezus (Mt 16:18). En Hij heeft Zijn gaven gegeven aan Zijn gemeente, dat zijn alle gelovigen (Ef 4:7; 11).

Amazia ziet Amos als iemand die zijn kostje als profeet verdient, zeker net zoals hij dat als priester doet (Mi 3:5; 11). Hij kan niet begrijpen dat Amos niet het ‘vak’ van profeet uitoefent, maar profeteert als een door de HEERE geroepen dienaar.

Dat begrijpen mensen vandaag ook niet. Het is voor de materialistisch ingestelde mens ondenkbaar dat iemand die zich in dienst van de Heer Jezus stelt, zich niet door geld laat leiden. Zo iemand gaat niet daarheen waar hij het meeste krijgt, maar waar God wil dat Zijn Woord wordt gepredikt. God kent de plaatsen waar de prediking van Zijn Woord nodig is, los van de vraag of mensen daarop zitten te wachten of niet.

De zogenaamd goede raad die Amazia geeft in afwachting van het antwoord van de koning, is puur eigen belang. Hij wil Amos kwijt.

Vermenging

In de aanduiding “heiligdom van de koning” en “huis van het koninkrijk” is de vermenging te zien van politiek en godsdienst, alsof godsdienst een politieke aangelegenheid is. Dat is terug te zien in de namen van sommige kerkgenootschappen, zoals protestantse kerk in Nederland, kerk van Engeland en Duitse evangelische kerk.

Het is het heiligdom van de koning omdat een koning (Jerobeam I) het heeft gesticht (1Kn 12:28). Hij heeft dat gedaan uit politieke overwegingen. Er is geen krachtiger politiek ‘bindmiddel’ dan godsdienst. Vanuit dit oogpunt laat koning Nebukadnezar in het dal Dura een geweldig beeld oprichten. Dit beeld is het centrum waar omheen hij alle rijksgroten verzamelt om het te aanbidden (Dn 3:1-7).

In de islamitische landen werkt het niet anders. Helaas is ook de christenheid ervan doortrokken, met als duidelijkste uiting het Vaticaan. Als mensen Gods centrum van eredienst vervangen door eigen vinding en daarbij ook nog eens politieke doelen worden nagestreefd, mondt dit uit in wat we beschreven vinden in ‘de vrouw op het beest’, de grote hoer (Op 17:1-6). De vrouw is de wereldkerk of rooms-katholieke kerk met, als resultaat van de oecumene, onder haar vleugels de protestantse kerken. Het beest is het tot eenheid geworden Europa.

In het streven van de wereldraad van kerken naar de oecumene is geen plaats voor de stem van God. God is van boven, wij zijn van beneden. Al het denken is gericht op het wonen op aarde. Aan God wordt slechts een plaats toegedacht in zover Hij past in de plannen van het streven van de mens. Maar waar geen plaats is voor de stem van God, is geen plaats voor Hem.

Amos, de gewone jongen

De ‘raad’ van Amazia wordt door Amos genegeerd. Zoals ook de Heer Jezus de raad van de farizeeën negeerde toen zij tegen Hem zeiden te vertrekken omdat Herodes Hem zocht om Hem te doden (Lk 13:31-35). Amos is geen profeet van beroep en is er ook niet voor in opleiding. Hij heeft geen theologische opleiding gehad of een bijbelschool doorlopen. In zijn familie kan hij niet wijzen op iemand, bijvoorbeeld zijn vader of een voorvader, die naam heeft gemaakt te midden van Gods volk (vgl. Gl 1:1).

Zo waren de eerste apostelen eenvoudige vissers en ongeletterde mensen (Hd 4:13). In het boek Richteren zien we hoe God, om Zijn volk te bevrijden uit de macht van de vijanden, vaak gebruikmaakt van mensen die een bepaalde zwakheid hebben. Van de Heer Jezus is gezegd: “Hoe komt Deze zo geleerd zonder [in door farizeeën erkende scholen] onderwezen te zijn?” (Jh 7:15; Zc 13:5).

Amos is veehouder en kweekt moerbeivijgen. Hij getuigt met grote vrijmoedigheid van zijn afkomst en bezigheden omdat dit een extra bewijs vormt dat niet hij belangrijk is, maar zijn Zender en de boodschap die hij namens Hem brengt.

Amos, het werktuig van de HEERE

Uit het antwoord dat Amos aan Amazia geeft, blijkt dat hij, ondanks zijn nederige afkomst en zijn maatschappelijk lage status, totaal niet onder de indruk is van de woorden die Amazia uitspreekt. Waarom zou hij ook? De HEERE heeft iets met hem gedaan en iets tegen hem gezegd.

Hij heeft iets moeten loslaten. Dat is vaak de eerste oefening die ieder krijgt die iets voor de Heer wil doen. Hoe het precies bij Amos is gegaan, wordt ons niet meegedeeld. Als een zorgzame veehouder zal hij zich hebben afgevraagd wie er op zijn vee moest passen als hij wegging. De HEERE heeft hem de rust gegeven dat hij daar niet over in moest zitten. Als Hij roept, zal Hij ook voor zijn vee zorgen (vgl. Mt 4:22). Amos moest zijn vee laten waar het was, in het vertrouwen dat de HEERE ervoor zou zorgen, en gaan doen wat de HEERE hem heeft opgedragen.

De opdracht was duidelijk: “Ga heen, profeteer tegen Mijn volk Israël.” Kort en krachtig vertelt Amos aan Amazia dat de enige reden om te spreken ligt in het feit dat de HEERE hem heeft geroepen. Zoals al eerder is opgemerkt, is dit geen gemakkelijke taak. Toch weet Amos zich gesteund door de HEERE Zelf, want Hij heeft gesproken van “Mijn volk Israël”. Hierin klinkt de liefde van God voor Zijn volk door. Dat er “tegen” hen geprofeteerd moet worden, verandert niets aan die liefde, het is er juist een uiting van. Als Zijn volk niet meer met Hem wandelt, moet Hij hen tegenkomen. Amos vertolkt de stem en de gevoelens van God.

Copyright information for DutKingComments