Daniel 1:1-2
Inleiding
We ontmoeten in dit boek een man die enkele keren door de hemel “zeer gewenst” wordt genoemd (Dn 9:23; Dn 10:11; 19). Dat is hij, omdat hij in volledige trouw aan God zich op de innigste wijze verbonden weet met Gods ontrouwe volk. Hij stelt groot belang in wat het volk van God is overkomen en wat het in later tijd nog zal overkomen. Hij is echter niet slechts een waarnemer, een toeschouwer, maar een intens betrokkene, een deelnemer. Alles wat hem door God wordt bekendgemaakt, doorleeft hij. Van wat hij ziet, wil hij de betekenis weten. Deze houding en die gezindheid maken van hem een ‘verstandige’ in de dingen van God. Een verstandige is iemand die zelf is onderwezen en vervolgens anderen kan onderwijzen hoe zij zich moeten gedragen in de eindtijd. Dit boek is om die reden in dubbel opzicht een profetisch boek. Het is in de eerste plaats profetisch in de gebruikelijke zin van het woord, dat wil zeggen dat het gaat over de toekomst en vooral die van Israël. Tegen Daniël wordt gezegd dat de mededelingen die hem worden gedaan, zijn bedoeld “om u inzicht te laten krijgen in wat uw volk in later tijd zal overkomen” (Dn 10:14). Alle gebeurtenissen die in dit boek worden beschreven, hebben dat doel. Wat de mededelingen bij Daniël bewerken, laat zien dat het voor hem geen theoretische wetenswaardigheden zijn. Het raakt hem allemaal diep, het grijpt hem aan. Het zijn mededelingen van de levende God met Wie hij in gemeenschap leeft en waardoor hij een nog nauwere gemeenschap met Hem zoekt.Het boek is ook profetisch in een nog andere betekenis van het woord. Profetie is niet alleen toekomstvoorzegging of het spreken van God over de toekomst, maar ook het spreken van God tot het hart en het geweten van Zijn volk met het oog op het leven hier-en-nu. Zo lezen we dat wie profeteert, spreekt “[tot] opbouwing, vermaning en vertroosting” (1Ko 14:3). Als wij het boek Daniël lezen met hetzelfde verlangen als Daniël om inzicht te krijgen in de toekomst, zal het gevolg zijn dat ons leven doorgelicht wordt. We zullen het in het ware perspectief gaan zien, dat van de toekomst. Het gevolg daarvan zal zijn dat er motieven en elementen in ons aan het licht komen die we gaan veroordelen en veranderen omdat ze in het licht van de toekomst waardeloos of zelfs schadelijk en zondig zijn. Daardoor zal ons leven meer kunnen beantwoorden aan het doel dat God ermee heeft en dat is de verheerlijking van Zijn Zoon.Het gaat in dit boek om het volk van Daniël, maar dat is het volk van de Messias Jezus. Er is geen volk van Daniël als Hij er niet is. Aan Hem dankt dit volk zijn bestaansrecht. Hij heeft het geroepen en verlost, beide zijn door Hem gebeurd. Door dit volk zal Hij op grond daarvan ten slotte verheerlijkt worden, als Hij al de beloften die Hij aan dit volk heeft gedaan, Zelf zal hebben vervuld. Het is mijn gebed dat het bestuderen van dit bijbelboek als uitwerking heeft dat we Zijn verschijning meer zullen liefhebben (2Tm 4:8).Ger de Koning Middelburg, november 2010, herzien 2017Dit boek spreekt over de eindtijd, dat wil zeggen over de tijd die direct voorafgaat aan de komst van de Heer Jezus om op aarde te regeren. Het is een belangrijk boek. Dat blijkt ook wel hieruit, dat de vijand het steeds weer aanvalt. Het is misschien wel het meest aangevallen boek van alle boeken van het Oude Testament. Dat komt omdat het boek veel profetieën bevat die al vervuld zijn in de tijd dat de Heer Jezus op aarde is. Een voorbeeld daarvan zien we in het ontstaan van de elkaar opvolgende vier wereldrijken waarover Daniël heeft geprofeteerd. Het ongeloof kan niet accepteren dat een profeet dit zo nauwkeurig heeft voorzegd. Daarom hebben bijbelcritici het boek veel later gedateerd. Het boek is volgens deze lieden geschreven na de vervulling van de voorzeggingen en kan dus, zo beweren zij, niet van Daniël zijn. Maar we hebben met een God te doen die van tevoren aangeeft hoe de geschiedenis zal verlopen en hoe de gebeurtenissen zullen plaatsvinden (Js 46:10). Tevens zien we in het boek zaken die pas later hebben plaatsgevonden en zaken die ook nu nog moeten gebeuren. Boven alles hebben we het duidelijke getuigenis van de Heer Jezus Zelf. Hij spreekt met nadruk over “de profeet Daniël” (Mt 24:15). Zijn getuigenis is het eind van alle tegenspraak. Er is ook een getuigenis over de Heer Jezus in het boek Daniël en dat is Zijn titel ‘Zoon des mensen’. De Heer spreekt in de evangeliën meerdere keren over Zichzelf als ‘de Zoon des mensen’. Deze naam komt drie keer voor in het Oude Testament: twee keer in Psalmen (Ps 8:5; Ps 80:18) en één keer in Daniël (Dn 7:13). Elke keer als Hij Zichzelf met deze naam aanduidt, is dat een bevestiging van de historiciteit van het boek Daniël, want Hij is die Zoon des mensen Die Daniël beschrijft, Die eenmaal zal komen om Zijn vrederijk op te richten (Dn 7:13). In het boek Ezechiël treffen we ook nog een bewijs aan ten aanzien van Daniël. Ezechiël is een profeet tijdens de ballingschap en hij spreekt over Daniël (Ez 14:14; 20). Daniël is dan dus al bekend. Dit is een extra argument dat het boek Daniël alleen in die tijd gedateerd kan worden en niet later. Het is nog van belang iets te weten van de geschiedkundige achtergrond van dit boek. De laatste Godvrezende koning in Juda is Josia. Josia sterft in de oorlog tegen de koning van Egypte, Necho, een oorlog die hij niet had moeten voeren, want Necho is op weg naar Assyrië en niet naar Juda (2Kr 35:21-24). Van de vier zonen die Josia heeft, neemt het volk de jongste zoon en maakt hem koning (2Kr 36:1). Hij regeert slechts drie maanden. De koning van Egypte heeft de macht in Israël en neemt hem mee naar Egypte. Hij maakt de tweede zoon van Josia, Eljakim, koning en geeft hem de naam Jojakim. Jojakim is een goddeloze koning (2Kr 36:5-8). Deze koning Jojakim wordt in Daniël 1 genoemd (Dn 1:1).Babel is een wereldrijk geworden in het jaar 612 v.Chr. met macht over Assyrië en Israël. Nebukadnezar krijgt van zijn vader het gezag over deze landen. In het boek Daniël zijn we in het jaar 606 v.Chr. Vanaf dat tijdstip worden de zeventig jaren ballingschap gerekend (Dn 9:2). Nebukadnezar belegert Jeruzalem in het derde jaar van Jojakim. Deze belegering wordt niet vermeld in de ongewijde geschiedenis, maar hier schrijft de Schrift geschiedenis. Pas later, in het elfde jaar van Jojakim, neemt Nebukadnezar Jeruzalem in. Dan vindt de tweede wegvoering plaats. De eerste wegvoering vindt plaats bij de eerste belegering, hier in Daniël 1. De derde wegvoering is onder Zedekia. Bij de eerste wegvoering worden ook Daniël en zijn vrienden meegenomen en komen in Babel terecht.Er is nog een aspect dat van belang is om aan te denken en dat is de scheiding van Gods volk in tien stammen en twee stammen. Die scheiding is veroorzaakt door de zonde van het volk en hun koningen, te beginnen bij Salomo (1Kn 11:11-13). Door het volharden in hun zonden heeft God ten slotte eerst de tien stammen uit het land moeten verwijderen. Daarvoor heeft Hij de Assyriërs gebruikt, die de bevolking van de tien stammen uit hun gebied hebben gedeporteerd en verstrooid over andere landen waarover de koning van Assyrië heeft geheerst (2Kn 17:3-6). De tien stammen bevinden zich nog steeds in de ‘verstrooiing’. De twee stammen hebben zich daardoor niet laten waarschuwen, maar zijn doorgegaan met zondigen en hebben zelfs nog erger gezondigd dan de tien stammen (Ez 23:11). God voltrekt het oordeel over hen door hen te geven in de hand van de koning van Babel (2Kr 36:11-21; Jr 52:28-30) voor een zeventig jaar durende ballingschap: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats” (Jr 29:10).Het boek Daniël speelt zich af in Babel. Babel betekent ‘verwarring’ en stelt de godsdienstige verwarring voor die zo kenmerkend is voor de christenheid. In dit boek laat God in de houding van Daniël en zijn vrienden zien wat in zulke omstandigheden de houding van de Zijnen moet zijn. Daniël en zijn vrienden hebben niet zelf gekozen voor hun verblijf in Babel en de loopbaan die ze hebben gekregen. Daniël betekent ‘God is mijn Rechter’. Dat is voor hem een bemoediging en dat is het ook voor ons. Als wij in omstandigheden verkeren die vergelijkbaar zijn met die van Daniël en zijn vrienden, mogen we weten dat alleen de beoordeling van God telt. Er zijn veel profetische boeken in het Oude Testament, maar Daniël is bijzonder. In de meeste profetische boeken is Israël nog Gods volk, is het volk nog in Gods land en bevindt zich daarin nog de troon van God. God erkent het volk nog. Er staan in die boeken ook profetieën aangaande de komst van de Messias. In het boek Daniël is het anders. Israël is daarin niet meer Gods volk, maar het is “Lo-Ammi”, dat betekent ‘niet Mijn volk’ (Hs 1:9). Het volk is ook niet meer in het land, maar het is weggevoerd naar Babel. Hier beginnen wat de Heer Jezus noemt “de tijden van de volken” (Lk 21:24). Vanaf nu wordt de tijd gerekend naar de koningen van de wereldrijken. De troon van God staat niet meer in Jeruzalem. De heerlijkheid van God is weggegaan van de aarde. Dit is in fasen gebeurd (Ez 9:3a; Ez 10:18-19; Ez 11:22-23). God is niet meer de God van de aarde, maar van de hemel (Dn 2:28; 37), waarheen Hij Zich heeft teruggetrokken. Zijn regering is niet meer verbonden met Jeruzalem. Indeling van het boekWe kunnen het boek in twee delen verdelen: 1. Daniël 1-6: Daarin hebben we de lotgevallen van Daniël en zijn vrienden. 2. Daniël 7-12: Daarin worden ons toekomstige gebeurtenissen getoond door middel van visioenen die Daniël krijgt. Niet alleen het tweede deel van het boek is profetie, maar het hele boek, dus ook het eerste deel. We zullen zien dat ook wat met Daniël en zijn vrienden gebeurt, een toepassing op de toekomst heeft. In het eerste deel staan visioenen en dromen die aan heidenen worden gegeven, maar die door Daniël moeten worden uitgelegd. Daniël vertegenwoordigt het gelovig en trouw overblijfsel van Israël in de eindtijd. Hij is een van de verstandigen over wie we in dit boek horen en die inzicht hebben in de gedachten van God. Ook worden in het eerste deel de omstandigheden van de heidense heersers in verbinding met hun gedrag beschreven. In het tweede deel worden de mededelingen gedaan aan de trouwe profeet. Daar gaat het om gebeurtenissen die meer rechtstreeks in verband staan met het volk van God.Inleiding
Het onderwerp van dit hoofdstuk is het gedrag van hen die als gevolg van het oordeel van God over Zijn volk in het vreemde land zijn, waarbij de gunst van God op hen rust. De boodschap is dat gehoorzaamheid aan God inzicht in Zijn gedachten geeft en tevens de kracht om in overeenstemming ermee te handelen. Dit zien we verder uitgewerkt in de volgende hoofdstukken.Daniël en zijn vrienden zijn een beeld van het gelovig overblijfsel van Israël in de eindtijd. Het is geen overblijfsel in het land van God, maar onder de volken. Zo zal het ook in de grote verdrukking zijn. De ware gelovigen nu zijn ook een overblijfsel voor God, zij leven ook in een eindtijd. Het gaat erom dat God in ons iets terugvindt van kenmerken die bij het hele volk gevonden zouden moeten worden. Dat zien we in Daniël 1. Het persoonlijke gedrag van Daniël is de basis en introductie om inzicht te krijgen in het hele boek. Bij ons is het hetzelfde. Scheiding van de (christelijke) wereld – een pertinente afwijzing om deel te hebben aan wat deze aanbiedt – plaatst ons in een positie om te ontvangen wat God ons wil meedelen.De wegvoering naar Babel
Wat hier wordt beschreven, is door de profeet Jesaja voorzegd: “Zie, er komen dagen dat alles wat er in uw huis is en wat uw vaderen tot op deze dag hebben opgeslagen, naar Babel zal worden weggevoerd. Er zal niets overblijven, zegt de HEERE” (Js 39:6). Deze voorzegging is het oordeel over wat Hizkia heeft gedaan met de schatten van het huis van de HEERE. Hij heeft ze allemaal aan het gezantschap uit Babel laten zien: “Er was niets in zijn huis en in heel zijn koninkrijk dat Hizkia hun niet liet zien” (Js 39:2). Dat gezantschap heeft hem bezocht vanwege zijn ziekte en wonderbare genezing en ook vanwege het wonder van het teruggaan van de zon (Js 39:1; 2Kr 32:31a).Jojakim is een zoon van koning Josia. Josia heeft hem de naam Eljakim gegeven, maar farao Necho “veranderde zijn naam in Jojakim” (2Kn 23:34). De farao heeft daarvoor de macht omdat Israël door hem is veroverd. Hij maakt Jojakim koning. Jojakim is dan vijfentwintig jaar oud “en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem” (2Kn 23:36). Tijdens zijn regering, in het derde jaar ervan, belegert Nebukadnezar Jeruzalem. Er is geen enkele mogelijkheid om zich aan zijn greep te ontworstelen. Dat is niet omdat Nebukadnezar zo sterk is, maar omdat “de Heere”, Adonai, de Heerser over alles, achter deze belegering staat. Hij moet Zijn volk in de hand van de vijand geven, omdat alle voorgaande middelen om Zijn volk tot inkeer te brengen niets hebben uitgewerkt.Het derde regeringsjaar van Jojakim is het jaar 606 v.Chr. In dat jaar vindt het transport van een aantal edelen, onder wie Daniël en zijn vrienden, plaats (Dn 1:3-4; 6). Hierna vinden nog drie wegvoeringen van de bevolking plaats. De eerste daarvan vindt plaats in de dagen van Jojachin (Jechonia, Chonia), een kleinzoon van Josia, die na de dood van Jojakim op de troon is gekomen (2Kn 24:6-17; 2Kr 36:9-10). Wanneer Nebukadnezar in 597 v.Chr. Jeruzalem belegert, gaan Jojachin en een aantal anderen de stad uit naar de koning van Babel, die hen gevangenneemt (2Kn 24:12). Van deze wegvoering maakt Ezechiël deel uit (2Kn 24:14-16; Ez 1:1-2), die dan vijfentwintig jaar oud is.Nebukadnezar maakt Zedekia (Mattanja), een derde zoon van Josia, koning in de plaats van Jojachin. Zedekia is de laatste koning van Juda (2Kn 24:17-20; 2Kn 25:1-7; 2Kr 36:10-14), Hij regeert van 597-587 v.Chr. Hij komt aan zijn einde omdat hij in opstand komt tegen Nebukadnezar, die tegen Jeruzalem optrekt en de stad in 586 v.Chr. verwoest. Nebukadnezar voert dan opnieuw een aantal van de bevolking in ballingschap (2Kn 25:11). Ten slotte vindt rond 582 v.Chr. de laatste wegvoering plaats (Jr 52:30).Nebukadnezar brengt het buitgemaakte tempelgerei “naar het land Sinear, [naar] het huis van zijn god”. Sinear is het gebied waar de steden van het Babylonische rijk liggen, met Babel als hoofdstad. Nimrod is de oprichter van dat rijk (Gn 10:8-10). De naam van de stad en tevens de oorsprong ervan vinden we bij de spraakverwarring (Gn 11:1-9). Babel betekent ‘verwarring’ of ‘verstrooiing’. Twee keer wordt er gezegd dat Nebukadnezar de voorwerpen van het huis van God in het huis “van zijn god” brengt. Dit geeft wel aan hoe groot de ontrouw en de afval van het volk van God tegenover de HEERE zijn. Ze hebben nooit gedacht dat dit zou gebeuren. Ze hebben gemeend te kunnen rekenen op de eeuwige aanwezigheid van de HEERE in hun midden in de tempel. De tempel is hun nationale trots. Ze hebben zich erop beroemd (Jr 7:4). Maar een dergelijke hoogmoed moet de HEERE straffen met vernedering. Hij gaat weg uit Zijn volk en geeft Zijn tempel prijs aan de volken.
Copyright information for
DutKingComments