‏ Daniel 11:6-15

Een overeenkomst

In Dn 11:6 gaat het niet meer om de in het vorige vers genoemde koningen, Ptolemaeus en Seleucus, maar om hun nakomelingen: Ptolemaeus II en Antiochus II. Deze overgang ligt opgesloten in de eerste woorden van dit vers “na verloop van jaren”. Om een einde te maken aan de jarenlange bloedige oorlogsconflicten tussen Egypte en Syrië wordt er een poging gedaan om de beide koningshuizen “een billijke [overeenkomst]” met elkaar te laten aangaan. Die overeenkomst bestaat uit een huwelijk. Rond 252 v.Chr. verstoot Antiochus II zijn vrouw Laodice en trouwt met Bernice, de dochter van de Egyptische koning Ptolemaeus II.

Deze poging om vrede te krijgen loopt echter op een catastrofe uit. Laodice laat uit wraak haar vroegere man Antiochus II enkele jaren na diens huwelijk met Bernice vergiftigen. Hetzelfde doet ze met de kleine zoon uit dat huwelijk. Daarna vlucht Bernice met enkele getrouwen naar een stad in de buurt van Antiochië. Seleucus II, de zoon van Laodice, volgt haar daarheen, neemt de stad in en brengt Bernice en haar gevolg om. In deze tijd sterft ook Ptolemaeus II, de vader van Bernice.

Nu we de geschiedenis kennen, kunnen we in Dn 11:6b de volgende namen invullen:

Zij – Bernice – zal echter geen kracht in haar arm meer over hebben (dat wil zeggen dat ze moet vluchten), en [ook] hij – Antiochus II – zal niet standhouden, evenmin zijn arm (spreekt van zijn macht). Zíj – Bernice – zal overgeleverd worden, evenals zij die haar gebracht hebben (de getrouwen die haar zijn gevolgd), hij die haar verwekt heeft – Ptolemaeus – en hij die haar in die tijden versterkt heeft – Antiochus II.

De koning van het zuiden

(Dn 11:7) Ptolemaeus III Euergetes neemt de heerschappij van zijn vader Ptolemaeus II over. Als broer van Bernice – hij is “de loot van haar wortels”, dat wil zeggen uit dezelfde familie – wil hij haar wreken. Hij mobiliseert een machtig leger en verslaat in een reeks gevechten de koning van het noorden Seleucus II. Daarbij verovert Ptolemaeus III ook de Syrische vesting Seleukeia.

(Dn 11:8-9) Als Ptolemaeus III naar Egypte terugkeert, neemt hij een enorme buit mee. Deze buit bestaat uit onmetelijke schatten, talloze heiligdommen en afgodsbeelden. Hij voert ook een groot aantal gevangenen uit Syrië mee, die daar een vooraanstaande plaats hebben ingenomen. Daarna is er enkele jaren rust zonder strijd tussen Syrië en Egypte.

(Dn 11:10) De beide zonen van de koning van Syrië Seleucus II, Seleucus III en zijn broer Antiochus III, willen de oorlog tegen Egypte voortzetten. Ze werven massa’s huurlingen om een reusachtig en oorlogsbekwaam leger op de been te brengen.

In het tweede deel van het vers gaat het ineens over slechts een van de zonen. Dat komt, omdat Seleucus III rond 223 v.Chr. door vergiftiging wordt vermoord. Wat verder in de beschrijving volgt, heeft daarom alleen betrekking op Antiochus III. Rond de jaren 221, 219 en 218 v.Chr. valt hij driemaal Egypte aan en overschrijdt daarbij de grens.

(Dn 11:11-13) Bij het derde offensief van Antiochus III, waarbij hij ook een deel van het land Israël verovert, komt het tot een bijzondere uitbarsting van toorn van Egypte. Ptolemaeus IV slaat terug en verslaat Antiochus III omstreeks 217 v.Chr. in de beslissende slag van Raffia bij Gaza. Daardoor krijgt hij een grote menigte vijanden in handen.

Deze grote overwinning maakt hem hoogmoedig. Het “neervellen” van “tienduizenden” weet hij echter niet uit te buiten tot versterking van zijn macht. Hij laat Antiochus III eenvoudig wegtrekken met wat er van diens leger over is. Antiochus III kan zich daardoor herstellen van zijn nederlaag bij Raffia. Zo kan hij zestien jaar later, “na verloop van jaren” (Dn 11:13), een nieuwe aanval op Egypte beginnen. Het leger dat hij dan heeft, is groter dan het vorige. Ook materieel is hij zeer goed toegerust.

(Dn 11:14) Het tijdstip dat Antiochus III uitkoos om een nieuw offensief tegen Egypte te starten, is goed gekozen. De koning van het zuiden heeft in zijn land met opstand te maken. Egypte wordt door binnenlandse onlusten en strijd om de troon verzwakt.

Dan is er ineens sprake van “de gewelddadigen uit uw volk”. “Uw volk” is het volk van Daniël, Israël. Hier horen we voor de eerste keer in dit hoofdstuk over Gods volk. In Israël, dat onder het gezag van Egypte valt, sluit een deel van de Joden een verbond met Syrië tegen Ptolemaeus V, de zoon en opvolger van Ptolemaeus IV. Dit zijn de “gewelddadigen” uit Israël.

Zij komen in opstand tegen de koning van het zuiden, maar zullen struikelen, dat wil zeggen dat ze niet in hun opzet slagen en omkomen. Hun opstand werkt mee aan de bevestiging van het visioen. Hier hebben we weer te maken met enerzijds wat de mens doet in zijn verantwoordelijkheid en anderzijds dat God dit gebruikt voor het vervullen van Zijn plannen, terwijl dit de verantwoordelijkheid van de mens niet in de geringste mate vermindert.

We moeten goed begrijpen dat Israël, dat tussen de beide oorlogvoerende partijen in ligt, telkens in die oorlog betrokken wordt. Israël het gebied waar menige oorlog tussen de beide landen is uitgevochten. Ze zijn afwisselend overheerst door Syrië en Egypte, afhankelijk van wie als winnaar uit de strijd tevoorschijn is gekomen. Het leed dat dit alles voor Israël met zich mee heeft meegebracht, is groot geweest.

De koning van het noorden

(Dn 11:15) De koning van het noorden, Antiochus III, behaalt omstreeks 198 v.Chr. een grote overwinning over Egypte. De veldheer van het Egyptische leger die enkele jaren eerder nog een aanval van Antiochus III heeft afgeslagen, vlucht naar Sidon. Antiochus III achtervolgt hem en neemt de stad na een belegering in. De opgekomen keurtroepen van de koning van het zuiden om de belegering te doorbreken, worden door Antiochus III naar hun land teruggedreven. Ze hebben geen kracht om stand te houden.

(Dn 11:16) Antiochus III is oppermachtig. Hij kan doen wat hij wil. Niemand is in staat hem tegen te houden. In die tijd onderwerpt hij heel Israël, “het sieraadland” (vgl. Dn 8:9), aan zich. Vanaf dat ogenblik is Israël voor lange tijd onder Syrische heerschappij, een heerschappij die zwaarder drukt dan de heerschappij van Egypte. Ze staan onder een heerser die de macht heeft te vernietigen wat hij wil.

(Dn 11:17) Rond 194 v.Chr. probeert Antiochus III door middel van een huwelijk Syrische invloed in Egypte te krijgen. Hij geeft aan Ptolemaeus V zijn dochter Cleopatra tot vrouw. Daarbij belooft Antiochus III haar enkele landen als gift mee te geven, waaronder Israël. Het verdere verloop van de geschiedenis doet de plannen om zijn macht te vergroten, mislukken, onder andere, doordat Cleopatra direct na haar huwelijk partij kiest voor haar echtgenoot.

(Dn 11:18) Een gebied waarop Antiochus III vervolgens zijn zinnen zet, zijn “de eilanden”, waarvan hij “er vele” verovert. Dit ziet op de verovering van een groot deel van de Griekse eilanden. Door zijn veroveringszucht naar het westen roept Antiochus echter de toorn van de Romeinen over zich af. “Een leider” van het opkomende Romeinse rijk roept deze koning van het noorden een halt toe. In 190 v.Chr. wordt Antiochus III in de beslissende slag bij Magnesië in Klein-Azië door de Romeinse veldheer Lucius Scipio volkomen verslagen. Hij moet zich uit Griekenland terugtrekken.

Hij wordt gedwongen alle olifanten af te staan, een hoge oorlogsschadevergoeding te betalen en ook nog twintig gijzelaars te geven. Onder deze gijzelaars bevindt zich ook zijn jongere zoon, die later onder de naam Antiochus IV Epiphanes van betekenis wordt. Ook leggen de Romeinen hem een heel hoge jaarlijkse schatting op.

Met een restant van zijn verslagen leger keert Antiochus III daarna in zijn land terug. Al zijn trots, roem en eerzucht zijn door het slijk gehaald. Die smaad moet hij zich laten welgevallen, zonder enige mogelijkheid tot vergelding van wat hem is aangedaan.

(Dn 11:19) Om de hoge schatting die hem is opgelegd te kunnen betalen, berooft Antiochus III de vestingen en tempels van zijn eigen land. Wanneer hij in 187 v.Chr. de tempel te Elymaïs wil plunderen, komt de bevolking tegen hem in opstand. Woedend komen de menigten om hun heiligdom te verdedigen en vermoorden hun koning.

(Dn 11:20) Na de dood van Antiochus III neemt zijn zoon Seleucus IV bezit van de Syrische troon. Door zijn belastinginner Heliodorus laat hij in zijn rijk hoge belastingen vorderen, om daarmee de opgelegde schatting aan de Romeinen te betalen. Daarvoor zendt hij hem onder andere ook naar Jeruzalem om de tempelschatten te nemen.

“Na enige dagen”, dat wil zeggen twaalf jaren, geregeerd te hebben (terwijl zijn vader vijfendertig jaar heeft geregeerd), wordt Seleucus IV gedood. Dat gebeurt niet door de toorn van een woedende volksmenigte en ook niet door een oorlog, maar door vergiftiging door zijn eigen belastinginner Heliodorus. Laatstgenoemde hoopt daardoor zelf aan de macht te komen.

Copyright information for DutKingComments