‏ Exodus 18

Jethro bezoekt Mozes

Jethro heeft gehoord wat God voor Mozes en Zijn volk heeft gedaan. Dit bericht is voor hem de aanleiding om met zijn dochter, de vrouw van Mozes, en hun twee zonen naar Mozes toe te gaan. De ontmoeting bij de berg Gods is bijzonder hartelijk. Ze vragen aan elkaar hoe het gaat. Dat is niet het vluchtige vragen dat wij vaak doen, waarbij we niet eens op antwoord wachten of zelf al snel antwoord geven dat het ‘goed’ gaat. Als er op de vraag hoe het gaat een wat langer, inhoudelijk antwoord komt, voelen we ons er soms door overvallen. Het is belangrijk oprechte belangstelling voor elkaar te tonen en daar ook tijd voor te nemen. Daarvoor is vertrouwen nodig dat er achter de vraag naar hoe het gaat echte belangstelling schuilgaat en niet slechts vormelijkheid.

Na het uitwisselen van hun wederzijdse persoonlijke omstandigheden gaan ze ‘in huis’. Daar getuigt Mozes van al het handelen van de HEERE ten gunste van Zijn volk. Jethro verheugt zich daarover en prijst de HEERE. Hij erkent dat de God van Israël verheven is boven alle goden. Hij offert en eet met de Israëlieten voor Gods aangezicht. Het is mooi om te zien dat het onderwerp van het gesprek de goedheid van de HEERE voor Israël is en dat de uitwerking ervan is dat Hij geëerd wordt. Dat zijn werkelijk opbouwende gesprekken.

Zo zouden ook onze gesprekken moeten zijn, met (ook) die uitwerking. Wij kunnen toch ook vertellen over de goedheid van de Heer die wij hebben ervaren in onze verlossing en al Zijn zorg voor ons daarna? Deze gemeenschap die daarin wordt beleefd, zal leiden tot uitingen van vreugde en dankbaarheid, waaraan ook anderen deelhebben en bovenal God Zelf. Het gebeurt “voor het aangezicht van God”, dat wil zeggen dat Hij erbij aanwezig is en Zich erin verheugt.

Met de ontmoeting tussen Mozes en Jethro eindigt het eerste deel van dit boek. Veel uitleggers zien in dit tafereel een profetische verwijzing naar de vreugde van Christus (Mozes) Die Hij deelt met de volken (Jethro) en het volk Israël (Aäron en al de oudsten van Israël) aan het begin van het vrederijk.

De profetische toepassing zien we ook in de afwezigheid van de vrouw van Mozes gedurende de bevrijding van Israël. Zo zal namelijk ook de gemeente in de tijd van de grote verdrukking die over Israël zal komen, niet op aarde zijn. En zoals de gemeente zal verschijnen in de vreugde van de bevrijding van Israël, zo verschijnt Zippora nu ook weer op het toneel.

De beide zonen worden genoemd en ook de betekenis van hun namen. Gersom betekent ‘vreemdeling’. Hij herinnert er door zijn naam aan dat Christus, evenals Mozes, Vreemdeling op aarde is geweest, zoals de gemeente dat nu ook is. In deze moeilijke positie is Mozes zeker geweest van de hulp van God, wat in de naam Eliëzer – dat betekent ‘mijn God is hulp’ – wordt aangegeven.

Naast de profetische toepassing is er ook een praktische toepassing te maken. Als de Heer Jezus in ons leven Zijn verlossing heeft laten zien, zal dat door anderen opgemerkt worden. Wat is het dan schitterend als wij aan die anderen daarover kunnen vertellen, zodat ook zij vereerders van Hem zouden worden.

Jethro stelt taakverdeling voor

Terwijl Mozes zijn familie op bezoek heeft, gaat hij door met zijn werk. Het volk dat hem nodig heeft, staat voor hem. Hij is voor iedereen van het volk bereikbaar. Hij is de dienaar van hen allen. Maar het is een lange rij. Op de tweede dag van zijn bezoek ziet Jethro Mozes aan het werk. De omvang van het werk brengt Jethro ertoe Mozes een aanbeveling te doen om hem verlichting te geven. Hij stelt voor dat Mozes taken delegeert, terwijl Mozes zelf voor de zware zaken beschikbaar is en ook het volk vertegenwoordigt bij God.

Dit voorstel wordt door Mozes aanvaard. Hij stelt in rangorde mannen als hoofden over het volk aan. Die mannen zijn altijd beschikbaar als zich een probleem voordoet waarover recht moet worden gesproken. Zelf blijft hij de moeilijke zaken behandelen.

De profetische toepassing is dat de Heer Jezus in de regering van het vrederijk, anderen in Zijn regering betrekt. Naar de mate van trouw krijgen de gelovigen gezag over een aantal steden (Lk 19:16-19).

De vraag is wel gesteld of Mozes wel op het voorstel van Jethro heeft moeten ingaan. Volgens Jethro is de taak te zwaar voor Mozes. Naar zijn beoordeling zal Mozes, als hij zo doorgaat, uitgeput raken. Heeft God Zelf dat niet aan Mozes duidelijk kunnen maken? Jethro behoort niet tot het volk. Hij trekt ook niet verder met het volk mee (Ex 18:27).

Hoewel Jethro in Ex 18:23 zegt dat Mozes alleen op zijn voorstel moet ingaan “als God het u gebiedt”, spreekt het volgende vers er alleen over dat Mozes doet naar wat zijn schoonvader heeft aangeraden. Over een gebod van God om zo te handelen lezen we niet.

Toch is er wel wat voor te zeggen dat God Jethro heeft gebruikt om een ordening in het bestuur in Israël in te voeren. In aansluiting op de profetische toepassing die hierboven is gemaakt, is dat ook een mogelijkheid. Jethro zegt ook wat voor soort mannen het moeten zijn die Mozes kunnen bijstaan. Ze moeten

1. bekwaam zijn, mannen met een gezond en vastberaden oordeel.

2. Godvrezend zijn, mannen die handelen uit eerbied voor God, aan Wie ze ten slotte verantwoording verschuldigd zijn in hun rechtspraak.

3. betrouwbaar zijn, mannen die de waarheid spreken.

4. een afkeer hebben van winstbejag, mannen die niet om te kopen zijn, die geen steekpenningen aannemen.

De beschrijving van deze kwaliteiten toont aan dat Jethro inzicht heeft in wie alleen Mozes kunnen helpen. Hij geeft het Mozes in overweging, met daarbij de aanbeveling het met God te overleggen en het alleen te doen als God hem daartoe de opdracht geeft. We kunnen aannemen dat Mozes dat ook heeft gedaan. Dat er geen melding wordt gemaakt van een gebod van God, hoeft niet te betekenen dat God Zijn toestemming niet heeft gegeven. Mozes is een man die in gemeenschap met God leeft.

We kunnen de door Jethro genoemde vereiste kwaliteiten zonder meer toepassen op de dienst van de herders in de gemeente (vgl. 1Pt 5:2-3). In een ruimere toepassing zien we dat God Zelf in de gemeente een verdeling van taken of gaven heeft aangebracht. Hij heeft alle gelovigen als leden “in het lichaam gesteld zoals Hij heeft gewild” (1Ko 12:18). Dat heeft Hij gedaan op een manier dat “de leden voor elkaar gelijke zorg dragen” (1Ko 12:25). Het is belangrijk elkaar daarop te wijzen, opdat niet alles door slechts enkelen gebeurt.

Copyright information for DutKingComments